Als ik de verschillende bijdragen zo teruglees zie ik bij velen een gedeelde angst dat de opleidingen steeds meer zich richten op de acteur als ambachtsman in plaats van de acteur als kunstenaar. Behalve dat ik vind dat een scheiding van de twee tot bloedarmoede leidt, ook zogenaamd dienende acteurs moeten zelfstandig kunnen denken en creeëren, is er geen reden om bang te zijn. Immers, de aard van ieder mens laat zich niet muilkorven. Ik heb tijdens mijn studie aan de toneelschool Arnhem al gemerkt dat iedere acteur anders is. Ikzelf ben nooit iemand geweest om enkel andermans ideeën uit te voeren, terwijl andere mensen in mijn klas zich dat heel goed zagen doen. Ook de verschillende toneelscholen, zo heb ik gemerkt vanuit mijn werk bij de Visitatiecommissie, die de scholen moest keuren, zien dat goed in. Zij lijken te herkennen dat elke acteur om een eigen traject vraagt. Nu ben ik het niet zozeer eens met hun oplossing, om een aparte specialisatie Theatermaker in te voeren, aangezien dat een term is die niet op acteurs van toepassing is, maar dat de acteurs die de behoefte voelen om ook hun eigen plannen te verwezelijken daarin aangemoedigd worden, valt te prijzen. Concluderend, denk ik dat de heersende angst ongegrond is. Joop van den Ende mag de markt dan steeds meer gaan beheersen, de koppige acteur zal altijd blijven bestaan.
Mathijs Verboom, ( mathijsverboom@planet.nl)
Mathijs Verboom is acteur/schrijver
17/12/2002 12:58
Waarom zou er gekozen moet worden tussen het een of het ander? Waarom zouden beiden vormen van akteur zijn niet naast elkaar kunnen bestaan zonder een waarde oordeel daarover te formuleren?
Volgens mij laat een akteur zich goed vergelijken met een muzikant. Er zijn muzikanten die uitstekende instrumentalisten zijn en het fantastisch doen bij een groot orkest waar ze andermans composities spelen in de interpretatie van de dirigent. Het is een hoog goed als je dat kunt. En die mensen zijn heel belangrijk want nodig om die prachtige composities die er zijn ten gehore te brengen in de specifieke interpretatie van, laten we daar even vanuit gaan, een bijzondere dirigent. Niemand heeft er iets aan als deze instrumentalisten zich gaan gedragen als scheppende kunstenaars door er nog eens zelf iets eigenzinnigs mee te gaan doen. Dat maakt deze instrumentalisten niet tot dommerds, noch tot slaven, noch tot mindere muzikanten.
Daarnaast zijn er muzikanten die iets anders willen of wier kwaliteiten op een ander vlak liggen. Dus moeten ze een andere plek zoeken. Met gelijkgestemden een ensemble voor vrije muziek vormen, zelf gaan componeren of wat ze maar willen. Moeten ze zeker doen want dat levert vaak ook prachtige muziek op.
Voor akteurs is dit volgens mij precies hetzelfde.
En ik herken de alarmerende berichten dat er op dit moment allemaal willoze slaven van de opleidingen komen niet. Naast die paar repertoiregezelschappen die het land rijk is (daar reken ik de Theatercompagnie dan ook toe) zijn er in Nederland talloze groepjes van geemancipeerde akteurs die alles samen maken en andere samenwerkingsvormen die niet voldoen aan de werkwijze die het spelen van een repertoirestuk in de regie van een regisseur nu eenmaal vergt. En ik zie die initiatieven nog steeds en steeds weer ontstaan. Daar is helemaal niets mis mee. Maar wat is er mis met een goede instrumentalist zijn? Je moet het maar kunnen. Je moet bijvoorbeeld kunnen omgaan met veschillende regisseurs die verschillende eisen aan je stellen. Ik sla die kwaliteiten net zo hoog aan als het zelf voorstellingen maken gebaseerd op je persoonlijke interpretatie. Als je dat niet kunt of je daar ongelukkig van wordt moet je de manier gaan zoeken waarop je talenten wel tot hun recht komen.
Ivar van Urk, ( ivarvanurk@hotmail .com)
Ivar van Urk is Theatermaker/componist
06/12/2002 01:27
Het bericht van Marc-Jan Trappman verontrust mij omdat ik het te goed herken. Maar er verschijnt ook een dubbelzinnige grijns op mijn gezicht.
Ik heb een langdurige ontdekkingsreis langs alle grenzen van de podiumkunsten achter de rug. Mijn taak was vaak praktisch en mijn inbreng onschuldig maar ik hield mijn artistieke aspiraties dan ook verborgen. Inderdaad, bij grote gezelschappen worden strikte hiërarchische regels gehanteerd en wie die regels niet na kan (of wil) leven wordt geslagen waar het pijn doet. In je artistieke identiteit. Überhaupt, theater is hard, bij een meningsverschil van welk soort dan ook is het voor de artistieke mogendheid makkelijk om de zaak te besluiten met een " je hebt het talent niet" terwijl dat negen van de tien keer niet de issue is. Mijn incognito was pure zelfbescherming. Achteraf gezien, heel slim.
Ik weet niet of vakbonden de oplossing zijn voor dit probleem. Ik zie hier een taak voor de nieuwe generatie theatermakers en voor de nieuwe groepen die hieruit ontstaan. In het undergroundcircuit zie ik dit artistieke "eenpartij-stelsel" namelijk nauwelijks meer terug. Het is eigenlijk niet meer van deze tijd. Samenwerkingsverbanden worden gesmeed op een persoonlijk niveau en zijn bij uitstek multi-disciplinair en gebaseerd op artistiek wederzijds begrip. Scheppende kunstenaars zoeken hun intellectuele evenknie, en niet een arsenaal aan personeel. Ego is een slechte raadgever maar wel bruikbaar als gereedschap om te checken of je wel genoeg artistieke bevrediging krijgt uit je samenwerkingsverbanden. Zo niet, dan ga je verder op je eigen weg totdat je iemand vindt waarmee de symbiose wel klopt. Je kiest je artistieke partners net zo zorgvuldig uit als je liefje. Het is een vergelijkbare relatie gezien de intimiteit en het vertrouwen dat nodig is om zoiets te doen slagen. Maar in een brede kring van podiumartiesten om mij heen is het helemaal geen punt van discussie dat een dergelijke gelijkwaardige relatie noodzakelijk is om voorstellingen te kunnen maken. In je eentje kom je uiteindelijk nergens.
Ik heb geduld. Wat nu onder zit zal boven komen drijven. Ik heb ook een groot vertrouwen in de nieuwe generatie theaterbezoekers. In tegenstelling tot hun ouders zijn ze vaak niet geinteresseerd in de wapenfeiten van de regisseur of artistiek leider, ze gaan gewoon naar die voorstelling en zien wel waar het schip strandt. Deze mensen kijken vanuit hun persoonlijke, altijd in ontwikkeling zijnde, visie naar een voorstelling en zien af van verdere conditionering van hun smaak. Zij ervaren een voorstelling "a la minute" en niet in oeverloos bevinden aan de bar, achteraf. Deze mensen pikken het niet dat een speler enkel doet " wat de regisseur gevraagd heeft". Zij benaderen de performer als een individu, want zo benaderen ze zichzelf ook. Zij willen geraakt worden door dit individu, en de gelaagdheid die deze met zich meeneemt. Kun je die gelaagdheid technisch oplossen? Tot op zekere hoogte. Maar een acteur die niet vanuit de bodem van zijn hart geloofd in wat hij staat te doen, valt (deels buiten zijn eigen schuld om) door de mand.
Afin, de artistieke autocraat heeft uiteindelijk de middelen niet om zijn marionettenspel leven in te blazen. Hij/zij kan de vorm manipuleren maar niet de virtuositeit van de speler. Vertrouwen kun je winnen maar niet afdwingen. Geef de schuld maar aan de speler. Zolang er nog een poeha-cultuur, intellectueel gelul in de lobby de artistieke dictator verdedigd, dan is dit voor dit toekomstig museumstuk, een mogelijke uitweg in het conflict. Maar wie het laatst lacht, lachte het best. Ik rouw enigszins om de laatste slachtoffers in dit verhaal, ze doen me denken aan een jongen die bij de Berlijnse muur is neergeschoten, nog geen drie maanden voordat het onding naar beneden werd gehaald. Waarmee ik niet wil zeggen dat je geduld moet hebben. Blijf over die muur heen klimmen, net zo lang totdat het duidelijk is dat die muur geen nut meer heeft. Maak theater vanuit je eigen logica en voorwaarden.
Wat kan ik zeggen tegen de scheppende tirannen… " gegroet zijn zij die zullen sterven". Jullie worden ingehaald.
Vera Aikens, ( info@noordvolk.net)
Vera Aikens is Theatermaker, voor een evenredig 5de deel lid van de artistieke raad van het theatergezelschap Noordvolk.
03/12/2002 18:22
Ambachtslieden of kunstenaars? Wanneer een regisseur of choreograaf bepaald wat er gedaan moet worden kun je je inderdaad afvragen of er nog sprake in van kunstenaarschap. In Rusland is het 'u vraagt wij draaien' principe zeer vanzelfsprekend. Procesmatig werken is daar voor velen zelfs onhanteerbaar.
In Nederland zijn er gezelschappen waarin het maakproces door beide partijen beinvloed wordt. Sterker nog, de regisseur of choreograaf ziet zichzelf als een verzamelaar die ordening aanbrengt in de ideeen.
Het 'u vraagt wij draaien'principe kennen we ook in Nederland. Ik denk dat verantwoording nemen voor het onderliggende concept in beide situaties mogelijk is. Het is een persoonsgebonden criterium.
Wat vloeit eigenlijk voort uit deze manieren van werken? Dat is de meest interessante en belangrijke vraag. Is dat niet wat er uiteindelijk beoordeelt dient te worden?
Kim Lokers, ( kim.lokers@wanadoo.nl)
Kim Lokers is Student/ medewerker PR
19/11/2002 15:22
Stichting Gratis Bier wil graag pleiten voor een nieuw gilde, een acteursvereniging of theatermakersvereniging of hoe je dat ook moet noemen, waarin ontwikkelingen binnen het vak besproken kunnen worden. Een georganiseerd verband, jawel; dat is inderdaad moeilijk zoals Marc-Jan Trapman terecht opmerkt. Maar het is natuurlijk niet onmogelijk, en het is nodig. Misschien moet er ook een schoonheidscommissie komen, en een tuchtcollege. Andere beroepsgroepen hebben dat toch ook? Als een tandarts een gebit verruïneert weet ie dat ie daarvoor aangeklaagd kan worden. Waarom kan een artistiek leider die z'n gezelschap èn z'n theater middels een fusie (daarbij de slogan "In art we trust" hanterend, vandaar die schoonheidscommissie) en daarop volgend financiëel wanbeleid verruïneert daar zomaar mee wegkomen? Dat is toch een schadelijke ontwikkeling? Nu is Van den Ende binnen, hangt zijn vlag aan het Compagnietheater zoals ik laatst ergens op de site van Moose las, en kost een kaartje 30 euro. Stichting Gratis Bier vindt juist dat de toegangsprijzen drastisch omlaag moeten (en de prijzen van het bier natuurlijk helemaal). Stichting Gratis Bier wil ook de macht van de artistiek leiders wat meer ingeperkt zien en walgt inderdaad van het principe van de inwisselbare acteur. Maar acteurs moeten daar zelf in eerste instantie tegen in opstand komen. Het begint natuurlijk allemaal bij de spoeling die te dun is: er is te weinig werk en acteurs zijn daardoor niet kieskeurig. Alles wat daarboven staat, of het nu regisseurs zijn, of dat ze artistiek leider heten, of dat het een artistieke raad is, heeft de neiging daar misbruik van te maken. Misschien, inderdaad, worden acteurs en theatermakers ook wel te weinig mondig opgeleid. Die tendens is er in ieder geval wel, zeker nu de Arnhemse toneelschool zich ontdaan heeft van Anne Buurma en in een nieuwbouwkelder gepropt dreigt te gaan worden (nog zoiets waar maar weinig vragen bij gesteld worden). En de FNV richt zich dan wel op financiële misstanden, maar maakt verder ook niet een heel strijdbare indruk.
Stichting Gratis Bier, ( tita5@xs4all.nl)
Stichting Gratis Bier is Theatermaker
04/11/2002 16:28
Ik ben het helemaal eens met Marc-Jan, sterker nog een acteur of muzikant moet kunstenaar zijn. Geen theater, geen muziek zonder een kunstenaar. Wat krijgen we namelijk als de ambachtslieden het theater overnemen, een product. Een product alla Britney Spears.
Nooit, ik herhaal, dan ook echt nooit, mag dat gebeuren. Een kunstenaar speelt met zijn gevoel. Hij gebruikt zijn gevoel en legt dat in zijn muziek, acteer prestaties of zelfs in een belichting.
Ik wil eigelijk zelfs een stap verder gaan, alle personen in een theater op de financieel manager na moeten kunstenaars zijn.
Alleen dan krijgen we een aansprekende voorstelling die mensen kan raken. Een voorstelling die steeds weer nieuw is. Daar moeten we eigelijk voor gaan.
Daarom zouden mensen die dit soort stellingen ondersteunen misschien wel helemaal niet in het theater thuis horen.
Micha Elout, ( Majevz@hotmail.com)
Micha Elout is Student theaterwetenschappen.
03/11/2002 18:34
De stelling lijkt zo op het eerste gezicht een botte generalisatie waar maar één antwoord op mogelijk is: "Meestal niet"
Maar er is meer aan de hand, en ik twijfel er niet aan dat deze stelling niet zo maar op stuggezaal wordt ingebracht. Een paar maanden geleden was ik namens de bond op een door de federatie van kunstenaars georganiseerde discussie over leerdoelen in het HBO-kunstvakonderwijs. Bij die discussie zat een van de leiders van de Theatercompagnie, die een voorbeeld gaf van een veelbelovend jong actrice die bij zijn gezelschap in moeilijkheden was gekomen omdat twee opeenvolgende regisseurs totaal tegengestelde eisen aan haar stelden. Tot mijn verbijstering bleek deze man te bedoelen dat deze actrice ongeschikt was voor haar vak; als actrice moet je beschikbaar zijn voor elke mogelijke eis van de artistiek leider van een productie, vond hij. Ondanks het feit dat ze veel kwaliteiten had, diskwalificeerde deze ervaring haar. En het werd, wat mij betreft, nog erger, want het bleek dat de directeur van de theaterschool Maastricht het roerend met hem eens was, en het overgrote merendeel van de deelnemers aan die discussie ook.
Ik was naar die discussie gekomen om aan te geven dat het kunstvakonderwijs totaal de verkeerde richting opgaat. Door een algemene trend in het beroepsonderwijs gedwongen, worden de academies steeds meer een eenheidsworst. Willens en wetens zijn de scholen bezig om de in de stelling genoemde multi-inzetbare pionnen te kweken ten behoeve van 'artistiek leiders'.
Dit is des te ernstiger, daar de toegang tot het veld van de kunsten steeds meer wordt beperkt tot de academies. De andere, eveneens organische, toegang is dat mensen via kleine incidentele producties het vak in groeien, beïnvloed en gecoached door oudere, ervaren kunstenaars. Deze weg wordt door de ontwikkelingen in de kunstensector steeds meer onmogelijk gemaakt, en de praktijk wordt dat grotere gezelschappen hun acteurs van de academies halen en die dan plaatsen in producties die jaren tevoren worden gepland en verkocht. Een praktijk, overigens, die de spiegel is van die in de commerciële sector zoals die door de onafhankelijke producenten in Musical- en TV-land is geïntroduceerd.
We zien dan ook dat opleidingen die nog uitgingen van 'richting', zoals bijvoorbeeld die van Grotowski en Lecoq tot een uitstervende soort behoren.
Moet deze trend nog worden gekeerd?
Ik meen van wel. Ik meen dat een podiumproductie uiteindelijk niet kan zonder de artistieke inbreng van de uitvoerenden, en dat die zelfs in eerste instantie de essentie van een levende podiumcultuur uitmaakt. Zelfs in de meest doorgerekende balletten, de zuiverste reconstructies van 18e eeuwse muziek of in de meest commerciële musicals wordt de uiteindelijke kwaliteit op de dag, het uur van de uitvoering bepaald door de manier waarop de uitvoerende kunstenaars hun energie in de ter beschikkingstaande vorm weten te gieten. Maar daartegenover bestaat een veel breder gebied in de kunsten waarin uitvoerende kunstenaars werkelijk de essentie bepalen van wat er naar de toeschouwers gebeurt, en waar schrijvers, regisseurs, choreografen en andere artistiek betrokkenen slechts dienstbaar zijn geweest in een repetitieperiode. Daar zien we (nog) hoe uitvoerende kunstenaars zich het podium en het publiek toe-eigenen, zoals in extremo in de improviserende kunsten.
Dit laatste gebied komt eigenlijk nu dus in steeds grotere problemen, ten gunste van de door de soap-TV geïntroduceerde praktijk die stelt dat elke acteur, elke actrice, elke zanger(es) op elk moment vervangen moet kunnen worden, omdat het uiteindelijk slechts neerkomt op een leuk smoeltje en goede marketing.
Kan deze trend nog worden gekeerd?
Dat ligt aan de huidige generatie kunstenaars. Van de huidige kunstenaars accepteert een grote meerderheid momenteel contracten waarin hun artistieke inbreng volledig wordt genegeerd, of zelfs ontkend. Een goed voorbeeld daarvan is de problematiek van de herhalingsrechten die momenteel speelt. Alle omroepen (zowel de nationale als de commerciële) vinden het hun goed recht om series en opgenomen producties eindeloos te herhalen en door te verkopen zonder dat de acteurs daarvan ook maar iets wijzer worden. Integendeel zelfs, want op die manier concurreert de acteur met zichzelf, zijn of haar gezicht is regelmatig op TV en wordt dus niet in andere producties gebruikt. Bovendien is het goedkope herhalen een rem op het maken van nieuwe producties.
Toch is het zeer moeilijk om de acteurs in beweging te krijgen om voor hun rechten op te komen. Veel van hen zijn bang voor de macht van de producenten tekenen zonder protest de contracten die ze krijgen voorgelegd. Daarmee erkennen ze impliciet dat ze makkelijk te vervangen zijn.
Acteurs kennen in Nederland ook nauwelijks beroeps-eer. Ze zijn moeilijk te verenigen, en komen niet of nauwelijks voor elkaar op. Ook dat komt waarschijnlijk omdat de concurrentie van niet of nauwelijks geschoolden in Nederland te groot en te makkelijk is, en omdat de producenten steeds meer geneigd zijn om hun producties van het begin af aan te concipiëren op basis van ongeschoold talent dat makkelijk te manipuleren is. De gevolgen voor het niveau van het Nederlands TV-drama, en in het kielzog daarvan voor het Nederlands toneel zijn groot.
Het bovenstaande impliceert een antwoord: Ja, het is mogelijk om de trend te keren, maar daarvoor is het nodig dat 'uitvoerend' kunstenaars zichzelf herwaarderen. Er is een grote hoeveelheid artistiek leiders, nog steeds, die de samenwerking met sterke uitvoerende kunstenaars op prijs stellen, en die momenteel door de academies niet of nauwelijks meer worden bediend en dus ook gemarginaliseerd raken. Ook zij zouden zich tegen de trend moeten keren.
De actie 'Herhalen is Betalen' zou op dit moment een goede testcase kunnen zijn. Het is de bedoeling dat acteurs zich verenigen, maar ook de belangstelling en steun van anderen in de kunsten zullen daarbij belangrijk zijn. Kijk voor die actie trouwens op: http://www.herhalenisbetalen.nl/
Blijf niet werkeloos terzijde!
marc-jan trapman, ( mtrapman@xs4all.nl)
marc-jan trapman is toneelschrijver (en bestuurslid Drama & Co, FNV-KIEM)
20/10/2002 14:26
|