Er zijn al vele uitvoeringen geweest van deze Dreigroschoper van Brecht en Weill. En velen hebben gepretendeerd “de originele” te zijn. Maar ondanks dat de gehele tekst (dus ook de gesproken) in het Duits was, vond ik hier weinig origineels aan. Bovendien was de uitspraak van sommige zangers beroerd. MacHeath was amper te verstaan.
Opera Zuid had gekozen voor zangers in hun rolbezetting. Dat kan heel positief werken, maar dan moet je ook zangers met spelcapaciteiten hebben. En met uitzondering van Mrs. Peachum, Polly Peachum (Maaike van Widdershoven) en bovenal een fantastische Ansager (Jeroen Manders - gewei), waren de spelcapaciteiten bedroevend. De Mise-en-scène maakte het de spelers ook vaak nog eens extra moeilijk. Goed voorbeeld daarvan was de ruzie tussen Polly en Lucy. De regiseusse had besloten om ze fysiek zo ver mogelijk uit elkaar te plaatsen. In mijn optiek zijn het echter twee katten die elkaar in de haren moeten zitten. En dat typeerde de hele voorstelling. Over het algemeen: heel tam en vlak en beheerst. Het venijn, het vuil, de geilheid, het onderbuikgevoel wat deze voorstelling had moeten oproepen ontbrak. Zelfs de dansjes waren van een schoolvoorstellingniveau.
De costumering maakte veel goed (2e gewei). Het decor was functioneel maar weinig origineel. Af en toe leverde het wel mooie plaatjes op, zoals de hoeren op hun krukken in hun cabinetjes. Het Brabants Orkest probeerde er nog van te redden wat er van te redden viel. Al met al, te braaf, te netjes, te gemaakt. Teleurstellend!