Reactie op: 'Een virus in het toneelbestel'
"Schaamteloos". "Pervers". "Ondeskundig". "Kwaadwillig". "Tendentieus"... Het zijn zware woorden die door Klaas Tindemans, Gerardjan Rijnders, Jan Ritsema, Peter Verhelst, Hans Man in 't Veld en Stefan Hartmans worden gebruikt in een van de eerste alinea's van de door hen geschreven dan wel ondertekende tekst over het advies van de Raad voor Cultuur betreffende Maatschappij Discordia (gepubliceerd in de Moose-rubriek 'Buitenmoosers').
Of de feiten waarover ze het willen hebben het geweld van deze verbale kanonnade wel rechtvaardigen wordt kennelijk ook door de auteurs een beetje betwijfeld, want waarom anders zouden ze hun retorische oprisping afsluiten met een benauwd vraagtekentje?
Maar, twijfel of niet, de toon waarop door het Tindemans-collectief wordt gepolemiseerd is met deze ferme opsomming gezet. Zo doe je dat: nog voor je een argument hebt ingebracht of zelf maar hebt duidelijk gemaakt wat er volgens jou aan de hand is heb je je vermeende tegenstander van kwaadwilligheid, ondeskundigheid enzovoort beticht. Eerst zelf de lucht verpesten en dan roepen dat het stinkt...
Wat wordt er door Tindemans en die anderen aan de orde gesteld? Zij zijn het met het negatieve advies ten aanzien van Discordia niet eens en dit advies ("pamflet-dat-voor advies-moet-doorgaan", of ook wel 'advies' maar dan tussen suspect-makende aanhalingstekens) wordt gezien als een capitulatie voor het op jongeren gerichte beleid van staatssecretaris Van der Ploeg.
"Je ziet het de deskundigen van de Raad zo zeggen", schrijven ze, "'t Barre Land speelt ongeveer hetzelfde als Discordia (...) dus Discordia moet oprotten." Ook hier weer een modderig hoogtepunt van argumentatie: want wat men ook "ziet zeggen" - in het advies staat een dergelijke simplificatie nergens. Noch in de teksten betreffende de twee hier genoemde gezelschappen, noch in de inleiding op de adviezen wordt op zo'n botte manier 'nieuw' op de plaats van 'oud' gezet.
Ik denk dat het goed is om tegenover de loze interpretaties van de directeur van het Vlaams Theater Instituut en zijn intellectuele bodyguards een aantal dingen te benadrukken die wél uit de adviezen van de Raad zijn op te maken. Het in hun stuk gesuggereerde idee dat jong publiek en jonge makers door de Raad voor Cultuur tot "dogma's" zijn gemaakt, tot "fetisj-objecten" en tot het "alfa en omega van het culturele vooruitgangsgeloof" (als Klaas Tindemans eenmaal dendert is er niets dat hem nog tot stoppen dwingt) wordt weersproken door de in de inleiding op de adviezen gegeven opsomming: over 82 instellingen adviseert de Raad positief en daarvan zijn er 32 nieuw - wat betekent dat de meerderheid van de adviezen betrekking heeft op continuering van subsidie aan gezelschappen die ook de afgelopen jaren al structurele steun ontvingen.
En wie zijn die "nieuwelingen"? Zijn dat allemaal uit de popmuziekzaal geplukte jonge clubjes? Zijn het allemaal groepen die zich met een door Van der Ploeg geïnspireerd opportunisme op een jong publiek richten? Noch het een, noch het ander kun je toch zeggen over Willebrord Keesen, Marien Jongewaard, Kas en De Wolf, Peter Pluymakers, Carina Molier... Of over Het Volk - al vijfentwintig jaar bezig en nu voor het eerst structureel gesubsidieerd... Op een paar 'echte' nieuwkomers (RAST, Het Witte Vuur) na gaat het in bijna gevallen om het toekennen van subsidie aan theatermakers die al lang een plaats innemen binnen het theater. De Raadsadviezen creëren bepaald geen wonderbaarlijk nieuw landschap en de Raad is in dit opzicht eerder tegen Van der Ploegs enthousiasme voor alles wat jong en fris is in gegaan dan dat hij de staatssecretaris als een "dienaar" "op zijn wenken bediend heeft".
Dat er onder deze groepen een aantal zijn die (mede) een jong publiek trekken is een constatering die door de Raad verwoord wordt en ik zou niet weten wat daar verkeerd aan is. Je moet echter wel bijzonder onachtzaam zijn wil je kunnen geloven dat de Raad zich volledig door dat publieksbereik-aspect heeft laten leiden en niet door een geheel van factoren waarvan dit er niet meer dan één is. In de inleiding staat onder meer: "Niet alle vormen van cultuur zijn voor iedereen aantrekkelijk en niet van iedere instelling kan worden verwacht dat ze zich bij haar werk op een breed publiek richt". En er zijn positieve adviezen gegeven ten aanzien van instellingen die zich met hele andere dingen dan publieksbereik en brede toegankelijkheid bezighouden. Het zou interessanter zijn geweest als Tindemans c.s. waren ingegaan op wat de Raad werkelijk gedaan heeft in plaats van zich boos te maken over dogma's en fetisjen die ze zelf verzonnen hebben.
Ook waar ze zich richten op het Discordia-advies maken Tindemans en zijn handtekeningenzetters zich druk over iets anders dan wat er staat. "Een van de belangrijkste functies die het werk van Maatschappij Discordia in de loop van de jaren heeft gehad is de invloed die er vanuit ging op het Nederlandse en Vlaamse theater" - aldus de eerste(!) zin van de beoordeling die de Raad geeft. En ("En dus", zou ik bijna schrijven) wat beweert Tindemans? "Geen woord over de ingrijpende betekenis van Discordia voor zovele Vlaamse groepen en spelers..." Dat is geen polemiseren meer, dat is verdraaien.
Er is een advies uitgebracht over een gezelschap. Met dat advies kan je het volkomen oneens zijn en de eventuele gevolgen ervan kun je ernstig betreuren. Dat geldt voor het Discordia-advies, dat geldt voor al die honderden Cultuurnota-adviezen. En ook is het niet moeilijk om te bedenken dat een anders samengestelde adviescommissie tot andere oordelen zou hebben kunnen komen.
Het debat over de Raadsadviezen en hun culturele consequenties zou echter gevoerd moeten worden op basis van een analyse van die adviezen en van de argumentatie die daaraan expliciet of impliciet ten grondslag ligt - niet met als uitgangspunt een onjuiste weergave van wat er geadviseerd is en al helemaal niet met een overdaad aan goedkoop gescheld. Beschaafde mensen zouden anderen niet uit moeten maken voor "cultuurbarbaren", enkel en alleen op grond van een beleidsadvies waarover te twisten valt.
De Raad voor Cultuur is allesbehalve heilig of onfeilbaar - maar als ik de brief van Tindemans en zijn ondersteuners lees (en ook als ik me een aantal andere reacties herinner die de afgelopen maanden in dag- en weekbladen verschenen zijn naar aanleiding van het Cultuurnota-advies), dan durf ik de stelling aan dat het werk van de Raad een wonder van zorgvuldigheid en van nuance is in vergelijking met de grove en slordige manier waarop er door zijn critici op is gereageerd.
Rob de Graaf
Rob de Graaf is toneelschrijver. Hij was als adviesteksten-schrijver (zonder betrokkenheid bij de besluitvorming) werkzaam bij de Raad voor Cultuur.
Dit is een reactie op het artikel 'Een virus in het toneelbestel' van Klaas Tindemans.
zie ook: Het advies van de RvC over Discordia op www.cultuur.nl (PDF-bestand)
en ook: De Interactieve Adhesie Service
en ook: Dossier Cultuurnota