Terwijl de meeste jonge theatermakers niet multi-disciplinair genoeg kunnen werken concentreert Marlyn Coetsier zich op één vakgebied: poppenspel. Marlyn neemt haar vak zeer serieus, studeerde in Berlijn en Polen, richtte een eigen groep op, Meneer Winterberg en zoekt een breder publiek voor haar passie. Hoog tijd voor een interview. Een gesprek over samenspelen, de pop als collega en dood materiaal.
-door Paulien Cornelisse
De Mens
Thuis werd ik sufgestimuleerd, zoals dat heet. Ik heb potten gebakken en getapdanst. Mijn vader is een creatieve hobbygek, we zijn samen op pianoles geweest. Mijn ouders vonden dat elke weg moest openliggen, zodat ik zelf kon kiezen. Ik ben katholiek gedoopt, maar ze hebben me ook in contact gebracht met andere religies.
Op mijn 17e ging ik naar de vooropleiding van de toneelschool in Arnhem. Verder deed ik heel veel schooltoneel en had ik een cabaretduo met mijn broer.
Uiteindelijk ben ik auditie voor de toneelschool gaan doen, om te proberen. Toen werd ik ineens aangenomen in Arnhem en in Utrecht. Ik heb voor Arnhem gekozen, en daar ben ik heel blij om. Ik had een enorme vrijheid. Je legt op die school een basis, en je kan zelf je stijl ontwikkelen.
Het Werk
In het derde jaar van mijn opleiding deden we klassieke monologen, en ik was het helemaal beu. Ik was al een half jaar met een monoloog bezig, en ik riep uit tegen mijn docent: "Ik doe het niet meer! Ehm... tenzij ik het met een pop mag doen!" Toen heb ik Frits gemaakt, van een doosje met schuimrubber erop, en twee punaises als ogen. Dat ging heel goed, omdat ik het niet meer alleen hoefde te doen. Ik kon samenspelen, heel schizofreen eigenlijk.
Ik vind acteren alleen niet genoeg. Met acteurs zit je met mensen met beperkingen. Je hebt bijvoorbeeld de ijdelheid van een acteur. Mensen zijn soms zo weinig magisch. Een pop heeft wel magie. Je weet dat hij dood is, het is maar materiaal, maar toch geloof je dat hij leeft. Je kunt er een mes doorheen steken, maar je kunt hem ook laten vliegen of zwemmen. Je bent letterlijk bezig met de bezieling van dood materiaal.
Wat ook zo fijn is aan poppentheater: het is iets dat je kan leren! Het ligt niet alleen maar aan je talent of je uiterlijk. Ik ben een half jaar naar Berlijn geweest, en dan stonden we elke dag met veertien volwassenen voor de spiegel handtraining te doen. En dat is, alleen lichamelijk al, zwaar.
Je beseft het als kijker niet, maar Jan Klaassen is ontzettend moeilijk! Ik heb in Polen een workshop gedaan om dat te leren, en ik heb een week gewerkt aan een scène van 3 minuten. Je moet een apparaatje in je keel stoppen voor het stemmetje, zorgen dat je dat niet inslikt, je moet poppen verwisselen, en precies weten hoe je de focus verlegt.
Het Knutselen
Je hoeft je poppen niet zelf te maken, maar ik ben van mening dat je met het maken al een stukje ziel in de pop legt. Ik heb behoorlijk wat poppen. Bukkie, Harrie Harses, McMum, Pink, Meany, en een heleboel zonder naam. Ze zijn van hout, van rubber, klei en gips. En ik heb nogal wat sokpoppen.
Met mijn vriend Kasper Kapteijn maak ik een voorstelling over de moeder van MacBeth, McMum. Het gaat erover wat je doet als je de moeder bent van een verschrikkelijk mens. Neem een Marc Dutroux of een Bin laden. Je wil de wereld behoeden voor de daden van je kind. Hoe doe je dat? Terugstoppen in de baarmoeder! McMum is een levensgrote pop, waarin inderdaad een acteur teruggestopt wordt. Toen ik MacMum heb gemaakt, moest ik een afgietsel maken van een voluptueuze vrouw. Een vriendin van mij was ineens beschikbaar, maar dan moest het wel meteen. Ik mijn vader opgebeld: "Pap, hoe doe je dat?" Hij meteen dingen opzoeken op internet en in kunstboeken. Het is uiteindelijk heel goed gelukt.
Het is veel geknutsel. Daarom heb ik sinds kort een atelier. Dat is gewoon een extra kamer in het huis waarin ik woon.
De Poppen
Ik vind het niet zielig om een pop iets aan te doen. Ik maak nu een voorstelling, "Brave Augurki", waarin augurken worden bedreigd door een vleesmes en een eiersnijder.
Ik kan mijn poppen prima in een tas proppen. Anderen schrikken daar soms van. Ik zou ze overigens nooit ruw behandelen met een publiek erbij. Een pop blijft je collega, maar hij is niet heilig ofzo. Ik merk wel dat een pop goed werkt als ik er voordat we opgaan, al mee aan het praten ben. "Ik wil nog niet op." "Jawel, we gaan zo op."
Een goede pop verrast me op toneel met wat hij zegt. Ik weet wel dat ík het eigenlijk zeg, maar het lijkt wel of ik met een pop alerter ben, en misschien brutaler. "Hee lekker ding!" kan ik dan ineens roepen. Het zal wel mijn beperking als actrice zijn, maar als dat me bij de poppen heeft gebracht, neem ik dat graag voor lief. Ik krijg er meestal leuke reacties op. Maar één keer heeft iemand tegen me gezegd: "Je bent een goede actrice, je hebt die poppen toch niet nodig!" Een vreemde opmerking waaruit blijkt dat veel mensen nog niet weten wat modern poppentheater is; dat het heel ver verwijderd is van Jan Klaassen en zijn kast!
De Toekomst
Ik ben gelukkiger sinds ik poppentheater heb ontdekt, nu anderhalf jaar geleden. Ik ben veel meer in mijn element. Als er nu een school zou bestaan waar je dit allemaal kon leren, dan zou ik me meteen opgeven. Over een jaar of vijftien, twintig zou ik wel een opleiding willen opzetten. Maar eerst ben ik bezig met voorstellingen maken.
Sinds een half jaar heb ik mijn eigen poppentheatergroep samen met Meike van den Akker: Meneer Winterberg, theater voor poppen, objecten en acteurs. We willen graag samenwerken met toneelschrijvers en deze voor poppentheater laten schrijven.
Er is een trend om terug te gaan naar kunde en techniek; daar past poppentheater in. Er moet een breder publiek komen voor poppentheater. Misschien wordt dat wel mijn missie.