Spannend met je ogen dicht luisteren naar muziek, balancerend op het randje van vals, eng en niet mooi, daarbij soms heel iel of zelfs helemaal afwezig.
In 1987 was ‘Tristan en Isolde’ de eerste opera die ik ooit zag en ik vond hem verschrikkelijk. Nu 14 jaar en ongeveer 40 opera’s verder vond ik hem geweldig.
De goochelaar en zijn charmante assistentes, Ronald Jan Heijn’s Oibibio, de Baghwan; deze innerlijke strijd van koning Roger.
Madame Bovary zingt. De opera kan met deze thema-vrouwen beter uit de voeten dan theatergroepen. Maar ja, opera hoeft ook niet steeds iets nieuws te verzinnen op een oud thema.
Kraakheldere dramaturgie trekt totaal niet de aandacht zodat je in alle aandacht uit kan gaan naar geweldige muziek Janácek. Chilcott rules en Hellekant is zeer sympathiek.
Oh, wat mooi! Het was een lange zit (4 uur en een kwartier), maar dat was het helemaal waard.
Enkele maanden gelden zag ik de cast en dacht ik wauw: Charlotte Margiono, Olaf Bär en Hans Sotin; toppie joppie. Nu ben ik daar van bekomen.
Lang niet zo sterk als de eveneens door Dario Fo geensceneerde L’Italiana in Algeri.
Ik heb iets met duelleren. Ik weet niet precies wat, maar deze vorm van je-gelijk-halen, heeft iets.
Dit is nog eens totaaltheater. Muziek, tekst, decor het gaat allemaal en alleen maar over Elektra. En dan niet over Elektra als metafoor voor welke vrouw dan ook, maar gewoon over Elektra.