Moose - Buitenmoosers http://www.moose.nl/taxonomy/term/2105/0 nl De remedie is erger dan de kwaal http://www.moose.nl/theaterpraat/de-remedie-erger-dan-de-kwaal <p><P>Wij hebben een dubbele relatie met het jaarlijkse Nederlands-Vlaams Theaterfestival. We zijn blij als we geselecteerd zijn en er kunnen spelen, we hebben er vaak kritiek op. Te besloten, saai, voorspelbaar, een verplicht nummer, bedenkingen bij de selectie, etc. Ondanks de publiekstoeloop voor de voorstellingen, is het Festival er nooit echt in geslaagd om zich op te dringen als een theaterfeest.</P><P> Voor het Theaterfestival kiest een jury van kenners de tien meest &#8216;belangwekkende&#8217; producties van het volwassenentheater uit het volledige aanbod aan theater uit Vlaanderen en Nederland. Sinds drie jaar is er een tweede jury die de vijf meest &#8216;belangwekkende&#8217; producties van het jeugdtheater selecteert. Alles aan deze werkwijze is problematisch: volledigheid, representativiteit van de selectie, het criterium &#8216;belangwekkend&#8217;, de samenstelling van de jury, de tegenstellingen tussen noord en zuid, een gigantisch aanbod dat nauwelijks of niet te behappen is voor een beperkt aantal juryleden. Velen hebben last van de vermeende objectiviteit die de selectie van de jury krijgt: het beste van het afgelopen seizoen. De term &#8216;belangwekkend&#8217; betekent nu eens vernieuwend dan weer oerdegelijk of soms gewoon geslaagd in het opzet. De theaterwetenschappers, -critici, -recensenten die beide jury&#8217;s bevolken, zijn niet erg talrijk. Als lid van de jury moeten ze onbezoldigd de Lage Landen afjakkeren op zoek naar al dat fraais. Na verloop van tijd maken steeds dezelfde mensen de dienst uit.<BR>Tot zover de kwaal. </P><P>En nu is er dus de remedie: één curator voor het volwassenentheater, één voor het jeugdtheater. Zo hebben de organiserende instanties van het Festival (met aan Vlaamse zijde deSingel, Kaaitheater, Vooruit) beslist het Festival nieuw leven in te blazen.<BR>Wij vinden het curatorschap geen goed idee. Een curator selecteert uit het aanbod – hij/zij kan onmogelijk alles zien - en criteria daarvoor zijn niet voor handen. Automatisch wordt de persoonlijkheid van de curator het centrale gegeven bij de selectie. Nooit zal zijn selectie iets vertellen over het theaterlandschap in Vlaanderen en Nederland tijdens het afgelopen seizoen, zijn selectie vertelt over de &#8216;belangwekkende&#8217; curator. <BR>Met een jury is dat minder aan de hand. Als de juryformule ondanks alle problemen één doorslaggevend pluspunt heeft, dan is het wel dat ze dwingt tot onderhandeling, zowel van criteria als van keuzes, dat ze tegensprekelijkheid garandeert (we hadden graag meer minderheidsrapporten gezien) en dat je de jury op haar keuzes kan aanspreken. Die oefening in democratie levert een niet te versmaden draagvlak op. Een curator kan niet op zijn keuzes worden aangesproken. Hier geldt de totale subjectiviteit. Zijn antwoord kan volstaan met: het is mijn keuze omdat IK het gekozen heb. We zien al in zowat alle culturele instellingen het hele jaar door curatoren aan het werk. Er zijn een aantal -interessante- festivals samengesteld door curatoren in Vlaanderen en Nederland. Het interessante en unieke aan het Theaterfestival was nu net dat het de zeer moeilijke evenwichtsoefening trachtte te volbrengen om NIET te steunen op de fascinaties en interesses van één individu. </P><P>Misschien was het huidige jurysysteem niet houdbaar. Misschien had men de jury anders kunnen invullen of kleiner kunnen maken, gesteund door adviseurs. Misschien had men het jurysysteem van OCE kunnen overnemen, nu dat bedrijf zijn prijs opgeborgen heeft: een nominatiejury uit alle geledingen van het theaterveld, gevolgd door een wedstrijdjury die uit de nominaties de winnaar kiest. Misschien zijn de organisatoren van het Festival uitgekeken op de formule. Maar dan hadden ze kunnen overwegen om het Festival in de aanbieding te zetten. Voor de bieder met de meest frisse energie en ideeën. Misschien heeft men hier allemaal wel grondig over nagedacht. Alleen: wij weten het niet. De discussie rond het Theaterfestival is binnenskamers gevoerd, de organiserende instanties hebben onder elkaar beslist om de jury af te schaffen en het Festival een curator te geven. En wij, die verondersteld worden wel te komen opdraven als het Festival roept, wij zijn in deze niet gehoord. Dat vinden wij een betreurenswaardig verlies aan democratie. Of noem het minder hoogdravend: een gemiste kans om van het Nederlands-Vlaams Theaterfestival een theaterfeest te maken dat door heel de theatersector gedragen wordt.</P><P>Deze petitie is inmiddels ondertekend door:<BR><B>Wim Vandekeybus</B> (Ultima Vez)<BR><B>Luk Van Den Dries</B><BR><B>Pol Arias</B><BR><B>Johan Thielemans</B><BR><B>Stefaan De Ruyck</B> (Het Toneelhuis)<BR><B>Barbara Wijckmans</B> (HETPALEIS)<BR><B>Ivo van Hove</B> (Toneelgroep Amsterdam, Holland Festival)<BR><B>Bart Moeyaert</B><BR><B>Ryszard Turbiasz</B> (De Onderneming)<BR><B>Denis Van Laeken</B> (Monty)<BR>KVS<BR>Laika<BR>Tg STAN </P><P class="verwijzing">zie ook: Kort Nieuws: <A href='/inhoud/nieuws/item.php?url_kortnieuwsid=1941'>Theaterfestival kiest voor Curator</A><BR>en ook: Forum: <A href="/inhoud/meningen/forum/bijdrage.php?bijdrageid=211">Discussie over het Selectiesysteem</A><BR>en ook: Festivals: <A href='/inhoud/aanbod/festivals/festival.php?festivaledid=82'>het Theaterfestival 2003</A><BR>en ook: Vera Liefhebber: <A href="/inhoud/meningen/columns/liefhebber/03/04.php">Koning Arthur</A></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/de-remedie-erger-dan-de-kwaal#comments Buitenmoosers Tue, 09 Sep 2003 22:00:00 +0000 Moose 8874 at http://www.moose.nl Kunst heeft meer denkers nodig http://www.moose.nl/theaterpraat/kunst-heeft-meer-denkers-nodig <p><P><B>Kunst is in Nederland altijd een zaak van doeners geweest. En sinds het tijdperk van staatssecretaris Rick van der Ploeg wordt kunst vooral op economische doelmatigheid beoordeeld. Dat moet veranderen vinden Henk Borgdorff, Ben Hurkmans, Bart van Rosmalen en Kees Vuyk.</B></P><P>Het broeit en gist in de Nederlandse kunstwereld. Eind dit jaar moeten kunstinstellingen hun subsidieaanvragen indienen voor de Kunstenplanperiode 2005-2008. Een eerste stap in dit proces is onlangs gezet door de Raad voor Cultuur met de publicatie van een vooradvies onder de titel &#8216;Cultuur, meer dan ooit&#8217; - een beschrijving van de stand van zaken in de kunstwereld, aangevuld met enkele globale aanbevelingen. Het wachten is nu op de uitgangspuntennota van de bewindspersoon voor Cultuur.</P><P>Het ziet ernaar uit dat het debat over het nieuwe kunstenplan in hoge mate bepaald zal worden door een terugblik op de turbulente gebeurtenissen rondom de vorige cultuurnota, toen staatssecretaris Rick van der Ploeg de kunstwereld confronteerde met een lange lijst cultuurpolitieke verlangens: meer ondernemerschap, een groter en diverser publiek, aandacht voor jongeren en minderheden, ruimte voor nieuwe initiatieven, meer educatie. Bij kunstenaars en kunstinstellingen roept deze terugblik gemengde gevoelens op.</P><P>Er wordt veel geklaagd over de bureaucratie die het gevolg is geweest van de regelzucht van Van der Ploeg. Zijn streven greep te krijgen op de werkzaamheden van kunstenaars heeft ertoe geleid dat tegenwoordig elke actie verantwoord moet worden, bij voorkeur met gedetailleerde kwantitatieve gegevens. Dat betekent veel administratie en rekenwerk, wat afhoudt van het eigenlijke werk, de kunst. Anderzijds zijn veel van de onderwerpen die door van der ploeg op de agenda zijn gezet inmiddels gemeengoed zijn geworden in de kunstwereld.</P>In het vooradvies somt de Raad voor Cultuur een groot aantal ontwikkelingen op, die duidelijk maken dat kunst en samenleving steeds meer met elkaar verknoopt zijn geraakt. De grenzen tussen Cultuur en economie zijn vervaagd: de cultuur economiseert en de economie culturaliseert. Kunst is steeds meer onderdeel geworden van een vrijetijdseconomie. De culturele diversiteit is op alle terreinen toegenomen, zij het meer in de jongerencultuur dan in de cultuur van gevestigde instituties. Cultuureducatie is door veel instellingen inventief aangepakt en met succes. De kansen van de nieuwe media worden door de kunstwereld over de hele linie onderzocht en benut. Over het oude medium televisie is de Raad vrij somber, maar ook daar zien we een toename van het grensverkeer met de kunsten. Niet dat er veel kunst te zien is op televisie, maar het is wel zo dat steeds meer mensen die in de kunst werken ook in dit medium present zijn.</P><P>Heeft Van der Ploegs beleid dan zoveel succes gehad? Die conclusie zou de bewindsman te veel eer doen. De omvangrijke veranderingsprocessen die zich in de kunst voordoen, laten zich onmogelijk verklaren uit de intenties van een enkele persoon. Terugblikkend moeten we echter wel zeggen dat Van der Ploeg goed heeft gezien dat er van alles gaande was in de relatie van kunst en samenleving. Hij heeft een aantal van die ontwikkelingen benoemd en op de beleidsagenda gezet. Dat ingrijpen was op zichzelf juist, maar heeft ook zijn schaduwzijde. Als sociaaldemocraat heeft Van der ploeg zich laten leiden door de gedachte dat deze ontwikkelingen door de overheid gestuurd moeten worden. Als econoom heeft hij daarvoor een economisch instrumentarium ingezet. Dat heeft tot gevolg gehad dat er in de afgelopenjaren veel nadruk is komen liggen op het economisch aspect van de relatie van kunst en samenleving. Meer dan ooit worden de kunsten nu op hun profijt en hun nut beoordeeld, niet alleen voor de economie, maar ook voor het onderwijs, het integratiebeleid, de stadontwikkeling, de democratie. Uiteraard mogen er eisen gesteld worden aan de kunst, maar soms lijkt het debat over kunst in dit land alleen maar over het nut ervan te gaan en dat is wel erg schraal.</P><P>Het gesprek tussen kunstenaars en beleidsmakers is sinds Van der Ploeg versmald tot een discussie over cijfers. Veel te weinig gaat het over het werk zelf of over betekenis van het werk in de maatschappelijke context. Terwijl juist op dat laatste gebied de grote vragen liggen. De vele veranderingen in de kunst komen immers niet uit de lucht vallen. Zij zijn een weerspiegeling van de verwarring die leeft in de samenleving. De erosie van de eigen culturele tradities, de instroom van groepen met een andere culturele achtergrond, de opkomst van de jongerencultuur, de toename van de vergrijzing, de verschuiving van de grenzen tussen hoge en lage cultuur, economisering, globalisering, anti-globalisering, ze zijn allemaal in de kunst aan de orde en vragen om een adequate interpretatie. Een eenzijdige economische benadering schiet voor die duiding ten enenmale tekort.</P><P>Wat zich in het tijdperk van der ploeg wreekte was het ontbreken van enige serieuze reflectie op kunst in deNederlandse cultuur. Toen de staatssecretaris zijn begrippenapparaat losliet op de kunstpraktijk, kon men hem slechts met een stamelend morren antwoorden. Men voelde wel dater iets miste aan zijn benadering, maar was niet in staat dit gemis onder woorden te brengen. Zo kon het nutsdenken - toch altijd al dominant in de Nederlandse cultuur - in de kunstwereld zijn vleugels wijd uitslaan. Anders dan in landen met een grote culturele traditie is in ons land de kunst nauwelijks ingebed in een breder intellectueel leven. Alleen over de beeldende kunst wordt in beperkte mate een debat gevoerd. Terwijl zich in alle kunstvormen vele nieuwe, vaak fascinerende ontwikkelingen voordoen in reactie op een samenleving die in een hoog tempo verandert, blijft de reflectie op deze ontwikkelingen uit. Het is daarom lastig uit te maken welke vernieuwingen waardevol zijn en welke niet. Te vrezen valt dat er veel goeds gebeurt, dat nauweujks wordt opgemerkt, omdat het aan een intellectuele inbedding ontbreekt.</P><P>Het nu uitgekomen vooradvies van de Raad voor Cultuur biedt helaas weinig uitzicht op verandering. Hoezeer ook het initiatief tot dit document zelf te prijzen is, de inhoud is teleurstellend. De meeste teksten zijn beschrijvend van aard. Diepere analyses ontbreken. Wel bepleit de Raad meer vrijheid voor de kunst en een verlaging van de bureaucratische druk, maar voor de argumentatie trekt de Raad zich terug op het oude bastion van de autonomie van de kunst. Weliswaar koppelt de Raad die autonomie in dit vooradvies steeds aan maatschappelijke betrokkenheid, maar daarbij kijgt toch altijd de autonome kunstontwikkeling het primaat. De vraag of de kunst daarmee in de maatschappelijke werkelijkheid van vandaag voldoende begrepen kan worden, komt zelfs niet op. Terwijl het toch niet zo gek is om je of te vragen of de kunsten in onze tijd nog eenzelfde rol vervullen als in de negentiende eeuw toen kunstenaars hun autonomie veroverden.</P><P>In Nederland is kunst altijd een zaak van doeners geweest. Nu zowel de kunsten zelf als de samenleving waarin ze zich afspelen sterk aan verandering onderhevig zijn, is het hoog tijd dat er in die situatie verandering komt en er een dialoog op gang komt tussen doeners en denkers. De omstandigheden ervoor zijn optimaal. De bachelor-master structuur die op het ogenblik in het hoger onderwijs wordt ingevoerd, brengt de kunstopleidingen en de universitaire opleidingen op het gebied van de kunst, die in Nederland altijd volstrekt gescheiden wegen zijn gegaan, samen in één verband. Het wordt nu mogelijk kunstenaars op te leiden met een behoorlijke theoretische bagage en wetenschappers een meer dan oppervlakkige kennis te geven van de praktijk van de kunst. De pas ingestelde lectoraten in het HBO stimuleren het kunstonderwijs om ervaring op te doen met onderzoek en zo de kloof met het wetenschappelijk onderwijs te verkleinen. Het komt er nu op aan dat de kunstwereld deze kansen pakt en zichzelf openstelt voor onderzoek en reflectie.</P><P class='klein'>Dit artikel van <B>Henk Borgdorff</B> (lector Kunsttheorie Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten), <B>Ben Hurkmans</B> (directeur van het Fonds voor Amateurkunst en Podiumkunsten), <B>Bart van Rosmalen</B> (directeur van het Walter Maashuis) en <B>Kees Vuyk</B> (directeur van het Theaterinstituut Nederland) verscheen eerder op 8 mei 2003 in NRC Handelsblad.</P><P class="verwijzing">zie ook: Stuggezaal: <A href="/stuggezaal/discussie/index.php?DISCUSSIEID=24">Kunst heeft meer denkers nodig</A>, naar aanleiding van dit artikel<BR></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/kunst-heeft-meer-denkers-nodig#comments Buitenmoosers Sun, 31 Aug 2003 22:00:00 +0000 Moose 8872 at http://www.moose.nl Een Duitse Simon http://www.moose.nl/theaterpraat/een-duitse-simon <p><P>&#8220;Voorstelling Herzberg opent Theaterfestival&#8221; kopt NRC Handelsblad vanavond. De brandhoutsnijdende programmakrant van dat festival, als bijlage van Het Parool, had dat &#8216;nieuws&#8217; gisteren al.</P><P>Het Deutsches Schauspielhaus uit D&uuml;sseldorf bracht in februari van het afgelopen theaterseizoen &#8216;Simon&#8217;, het derde deel van de trilogie die begon met &#8216;Leedvermaak&#8217; en &#8216;Rijgdraad&#8217;. In februari&#8230;<BR>Vanuit een uitnodiging tot schrijven aan Judith Herzberg.</P><P>Dit gezelschap verstaat haar cultuur-historische taak kennelijk beter dan de Amsterdamse Stadsschouwburg, het Holland Festival, Toneelgroep Amsterdam of Het Toneel Speelt&#8230;</P><P>Daarom opent Het Theaterfestival Nederland nu met een Duitse oerversie van een origineel werk van de belangrijkste Nederlandse toneelschrijver van de laatste 30 jaar. Judith Herzberg, met in haar kielzog theatermaker Leonard Frank en filmer Frans Weisz, stelt daarin macro-thema&#8217;s op microniveau aan de orde, waar haar generatie, de daaraan voorafgaande en hoeveel volgende in Nederland mee worstelen.</P><P>Wat een armoedige afgang is het om die Duitse voorstelling te importeren!<BR>Bovendien zonder voorprogrammering van de films &#8216;Leedvermaak&#8217; en &#8216;Qui Vive&#8217; (naar &#8216;Rijgdraad&#8217;) in de week daaraan voorafgaande.<BR>Hoezo Culturele Kunstzinnige Vorming?</P><P>Het verstikkende matrassengraf van het Nederlands toneel anno 2002 kan niet beter worden aangetoond. De raderwerken van de gesubsidieerden draaien langzaam in elkaar vast als de zomervakanties lonken. Freelancers, waaronder ook Herzberg, Frank en Weisz lopen ver weg zinloos WW-dagen af te tellen. Repetitielokaal, atelier en schouwburg staan doelloos leeg.</P><P>De laatste Nederlandse Toneelmanifestatie dateert uit het midden van de zestiger jaren. De verbeelding van het collectieve geheugen op het Nederlandse toneel wordt in D&uuml;sseldorf ingekocht.<BR>Tel uit je winst!</P><P>Wat een gemiste kans wordt dit bij voorbaat verloren Gastspiel. (Met boventiteling, vrees ik.)</P><P align="Right"><B>Ernst Kats, 16 augustus 2002</B><BR>Ernst Kats is Theater in Education Consultant</P><P class="verwijzing">zie ook: <A href="/inhoud/aanbod/festivals/theafest02/" target='main'>Moose op het Theaterfestival 2002</A><BR></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/een-duitse-simon#comments Buitenmoosers Tue, 03 Sep 2002 22:00:00 +0000 Moose 8871 at http://www.moose.nl Op naar de 1% http://www.moose.nl/theaterpraat/op-naar-de-1 <p><P>&#8220;Een heel matig toneelseizoen met weinig uitzonderlijke prestaties&#8221;, sprak de juryvoorzitter van d&eacute; Toneelprijzen (de VSCD-jury). </P><P>Tuurlijk, gewoon zeggen wat je denkt. Alleen qua timing wat onhandig misschien.</P><P>Zeker nu alle kunstenaars met de gevreesde LPF in de regering onzekere tijden tegemoet gaan, daar het begrip cultuur niet of nauwelijks in hun verkiezingsprogramma voorkomt. Terwijl het wereldadviesorgaan UNESCO adviseert 1% van de rijksbegroting voor cultuur te reserveren (de regering heeft er nu slechts 0,6% voor over), wil het nieuwe kabinet nog eens gaan bezuinigen op gesubsidieerde werkgelegenheid, waar dus ook de kunsten de dupe van zouden kunnen worden. Dat de massa geen boodschap heeft aan cultuur is een ding, maar dat toekomstige landbestuurders er met de pet naar gooien is onbegrijpelijk. De cultuur van een land is zijn visitekaartje, zijn sterkste wapen, en dat moet allemaal minder? </P><P>Neem nu bijvoorbeeld TONEEL. Ik bedoel, de TV hebben we, het filmdoek, internet, boeken, tijdschriften, kranten, schilderijen, beeldhouwwerken. Allemaal kunstvormen waar we van mogen genieten, waar we ons genot en onze troost uit halen, maar waar we tegenaan kijken. Dat is wel wat anders dan de menselijke aanwezigheid die toneel biedt: Voor je neus speelt zich een verhaal af, hetzij tragisch, hetzij komisch, gemaakt en gespeeld door mensen die binnen handbereik van het publiek zijn. Toneel heeft een sociale functie, houdt je een spiegel voor, confronteert met normen en waarden in de samenleving, strooit met inzichten, stemt tot nadenken, en is hierdoor op kleine schaal medeverantwoordelijk voor de wereldvrede. Dit klinkt heel hoogdravend, maar zo is het wel als je een beetje doordenkt. </P><P>Dit alles hoef ik mijn collega&#8217;s natuurlijk niet te vertellen, die weten wel waar ze mee bezig zijn en zullen zich wel net zoveel zorgen maken als ik, maar het moet even van mijn hart. Ik maak me zorgen sinds een paar mensen, die ook &#8220;iets met theater te maken hebben&#8221;, de kranten laat koppen dat wat er in het theater gebeurt niet om aan te zien is. Mijn hart krimpt ineen van plaatsvervangende schaamte als ik de woorden van de VSCD-jury lees. Hoe kan je je eigen vakgebied zo verloochenen? Ik ben verbijsterd. En wie zijn die mensen? Schouwburgdirecteuren? Hoe kunnen ze? Ze hebben niet echt hart voor de zaak. Of zijn teveel bezig met belangrijk zijn. En waar baseren zij eigenlijk hun mening op? Hoeveel voorstellingen hebben zij bijvoorbeeld gezien? Alles? </P><P>Ik zag afgelopen seizoen zo&#8217;n tachtig voorstellingen. Een matig toneelseizoen vond ik het bepaald niet. Matige toneelseizoenen bestaan volgens mij niet. Ik heb genoten van Hans Leendertse als de klungelige doch charmante koning in &#8216;Leonce en Lena&#8217;, van Anne Martien Lousberg met haar extaltische spel in &#8216;Kleine Luiden&#8217;, van de drie acteurs van &#8216;t Barre Land die zeer virtuoos &#8216;Het Martyrium&#8217; van Canetti bijzonder toneelleven inbliezen, van Gees Linnebank als de valse doch ontroerende Vrek. Om maar niet te spreken van &#8216;Vandeneedevandeschrijvervandekoningdiderot&#8217;. Echt een staaltje toneelgeschiedenis.<BR>Allemaal gepasseerd door de VSCD. Mij een raadsel.<BR>En begrijp me goed, er is niets tegen een kritische blik of een felle discussie. Nee graag zelfs. Maar w&eacute;&eacute;t hoe de media er mee aan de haal gaat, w&eacute;&eacute;t wat er in de kranten komt te staan.<BR>En nu zijn het politiek gevoelige tijden voor de kunsten. Dus let op wat je zegt.</P><P>De Theaterfestivaljury is er overigens aardig in geslaagd een mooie selectie te maken voor Het Theaterfestival. Maar: &#8220;moeilijk, moeilijk, een speld in een hooiberg&#8221;, was de klaagzang. Nou en. Moet er een keer wat harder gezocht worden of wat beter gekeken of wat scherper geluisterd worden. Wat geeft dat. De parels zijn er tussenuit geplukt. En ik ga er van genieten.</P><P>Ik ben echt trots op het Nederlandse toneel. Het bruist van de uiteenlopende toneelstijlen en soms zijn we zelfs toonaangevend voor Europa. Laten we het zo houden, mensen, collega&#8217;s, juryleden, meneer de staatssecretaris! Op naar de 1%! Daar hebben we recht op.</P><P align="Right"><B>Anna Rottier</B><BR>Anna Rottier is theatermaker bij het gezelschap Polly Maggoo en columniste</P><P class="verwijzing">zie ook: Kort Nieuws: <A href='/inhoud/nieuws/catch.php?brondatumid=02052601'>VNG, 26/5/02</A></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/op-naar-de-1#comments Buitenmoosers Fri, 30 Aug 2002 22:00:00 +0000 Moose 8870 at http://www.moose.nl Nu nog duurder...; Jong gezelschap in conclaaf over de prijs van het entreekaartje http://www.moose.nl/theaterpraat/nu-nog-duurder-jong-gezelschap-conclaaf-over-de-prijs-van-het-entreekaartje <p><P>Hoe duur is het theater? In bezit van een CJP pas of een gemeentelijke minima-kaart, in ieder geval goedkoper. Maar geconfronteerd met prijzen van 15 &aacute; 20 euro en niet in het bezit van een sloeber-bewijs, zie ik er soms ook van af. Jammer, ik had de voorstelling graag willen zien. &#8220;Hoe was het&#8230;?&#8221; &#8220;Tja, een magere opkomst. Had me dan gebeld, dan had ik je wel naar binnen gesmokkeld.&#8221; Als collega-theatermaker wordt ik zo langzamerhand een notoire zwartkijker, een cultuur-illegaal. Niet dat ik er niks voor over heb om een mooie voorstelling te zien maar ik kan het me domweg niet veroorloven.</P><P>Ooit was 17, 50 (guldens) een normaal bedrag voor een voorstelling. Nu betaal je met gemak hetzelfde bedrag in euro&#8217;s, vol tarief. Festivals zijn zonder enige schroom nog veel duurder dan dat, voor een internationale voorstelling moet je gaan sparen. En dan doen we zo ons best om theater te maken voor allerlei doelgroepen en dus niet uitsluitend voor een welvarende elite.</P><P>Maar hoe nobel onze doelstellingen ook mogen zijn en hoe artistiek we met de allerbeste intenties daarop inspelen, bij de kassa houdt het allemaal op. Theater wordt iets wat je je moet kunnen veroorloven. Door middel van CKV trekken we middelbare scholieren bij de haren het theater in, maar hoe lang beklijfd dat? Ook de potenti&euml;le liefhebber die daartussen zit, gaat niet naar het theater als hij of zij voor hetzelfde bedrag een week kan eten. En dat neem ik ze niet kwalijk. Eerst betaal je de huur, dan de koffie, dan de biertjes in de kroeg en dan misschien een enkeltje toneel. Die volgorde is aardig strikt.</P><P>En de zalen zijn leeg. Ik sta, aan de bar, in een theater, tijdens een festival te kijken naar een handje vol mensen dat de zaal in gaat. Naast mij, een penningmeester, die zijn hoofd schudt bij dit uitzicht: &#8220;Als we voor hetzelfde geld het dubbele aantal mensen binnen hadden gehad, was dat pure winst geweest.&#8221; Vooral de jonge, experimentele gezelschappen, zoals wij, die niet met grote namen kunnen goochelen, zijn de dupe van dit nieuwe-kleren-van-de-keizer-fenomeen. Om onszelf serieus te nemen willen we niet in de uitverkoop gaan. En we zijn bang om dat signaal te geven als we flink onder de gemiddelde prijs te gaan zitten. Alsof onze voorstellingen een soort ramsj-artikelen zijn, te slecht om geld te kosten. En dat is allerminst waar. Ondertussen is de kassa een grens aan het worden, de volle portemonnee gaat door, de lege blijft steken. En we willen ook niet dat de portemonnee de keuze van het wel of niet zien van de voorstelling gaat dicteren. We zouden graag zien dat de toeschouwer uit nieuwsgierigheid naar het theater komt, een relatie heeft met het thema, wellicht uit interesse voor het medium.</P><P>Een vreemde speler in dit dilemma is de boekhouding. Theater wordt gefinancierd uit overheids-subsidies, particuliere fondsen en een beetje uit het bedrijfsleven. Als ik kijk in de cijfers van onze laatste productie zie ik dat deze voor nog geen zes procent uit recette is bekostigd. En ik durf te beweren dat dit ook bij grote, gerenommeerde gezelschappen het geval is. Alhoewel ik daar geen keihard bewijs voor heb. Dus, is het faillissement nabij als je de toegangskaartjes wat goedkoper maakt? Nee, we hebben het, bekeken op het totaal budget, over wisselgeld. Wat is er aan de hand met die nieuwe kleren van de keizer, vraag ik me dan af?</P><P>Misschien blijft theater een medium voor een bepaalde culturele elite. Maar dan zie ik liever dat het met nadruk een culturele en niet een financi&euml;le elite is die naar het theater gaat. Je maakt mij niet wijs dat arme mensen de intelligentie of de interesse niet hebben om theater te bezoeken. En ik wil het ook niet aan de gemeentes over laten om te bepalen, aan de hand van sloeberpassen, wie er nu wel of niet arm zijn, als jij gisteren een vermogen hebt vergokt, dan ben je vandaag arm. Maar dan wil ik dat je alsnog lekker naar een voorstelling gaat kijken.</P><P> Wie moet dit gaan betalen? Laat ik voorop stellen dat er bizar weinig verloren gaat aan het naar beneden halen van de toegangsprijs. Het grootste risico dat je loopt is dat er meer mensen komen kijken. En het publiek een breder bestand zal zijn uit de samenleving. Als je, spontaan, op zaterdagavond, als theater-nono besluit eens te gaan kijken, dan kan dat voor 5 euro. Maar dat doe je niet voor 15 euro. We hebben allemaal te weinig geld, gerenommeerd of beginnend. Ik gok op een verhoogde inspanning uit het bedrijfsleven. Ik hoop dat bedrijven eens het lef hebben om theater te ondersteunen zonder meteen hun banner op het voorhoofd van de hoofdrolspeler te willen plakken. Maar ik denk niet dat onze tekorten uit de broekzak van de toeschouwer moeten komen.</P><P>Enfin: wij, het gezelschap waar ik bij betrokken ben, zijn er in drie uur oeverloos ouwehoeren en argumenteren niet uitgekomen. Volgende week komen we weer bij elkaar om het erover te hebben en we schipperen echt tussen gratis en minstens 7 euro. Je bent jong en je wilt wat. Je bent jong en je wilt niet de verkeerde beslissingen nemen. De zaal is al gehuurd, en die was duur, de acteurs verdienen een hongerloon, de flyer hebben we via een uitverkoop-drukker in de Betuwe kunnen regelen&#8230; we doen ons best. Het liefst willen we de hele wereld plat krijgen voor het vreemdsoortige theater dat wij, bevlogen door ongeco&ouml;rdineerde passie, maken maar welke idioot heeft ervoor gezorgd dat we nu zitten te bekvechten over prijskaartjes?</P><P>Wie laat zien dat de keizer in zijn blote kont rondloopt? Moet dit afhangen van een stelletje theater-outcasts in een niet noemenswaardige theaterstad in dit land? Of kan een potenti&euml;le actie, betaalbaar theater, door een wat breder bestand aan artiesten worden ondersteund? Ik ben benieuwd.</P><P align="Right"><B>Vera Louisa Aikens</B><BR>Vera Louisa Aikens is theatermaker bij het gezelschap Noordvolk in Den Haag</P><P class="verwijzing">zie ook: <A href="/inhoud/meningen/columns/liefhebber/99/22.php">Vera Liefhebber wil voor niks</A><BR></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/nu-nog-duurder-jong-gezelschap-conclaaf-over-de-prijs-van-het-entreekaartje#comments Buitenmoosers Thu, 27 Jun 2002 22:00:00 +0000 Moose 8869 at http://www.moose.nl Edinburgh Fringe Festival: dynamisch, maar kwaliteit niet gegarandeerd http://www.moose.nl/theaterpraat/edinburgh-fringe-festival-dynamisch-maar-kwaliteit-niet-gegarandeerd <p><P><B>Een groepje studenten uit Wit-Rusland kwam na een busreis van 65 uur &#8216;s ochtends om half elf aan in Edinburgh. &#8216;s Avonds om tien uur speelden ze de sterren van de hemel in een hilarische bewerking van Oscar Wilde&#8217;s &#8216;The importance of being earnest&#8217;. Dat is de echte festivalspirit. Edinburgh in augustus staat bol van de festivals, met het Fringe Festival als meest dynamische.</B></P><P>Het Fringefestival is met 1.500 voorstellingen in 200 zalen in drie weken verreweg het grootste theaterfestival ter wereld. Veel is niet altijd leuk. Maar het Fringe Festival is geweldig. Het is spannend, gevarieerd en Edinburgh is een fijne stad. Met veel fraaie historische gebouwen -een prachtskyline met veel torens- en vele parken, oogt de stad klassiekerig en deftig. Maar het bruist enorm. De binnenstad is niet heel erg groot zodat je bijna alles te voet kunt bereiken. Princess Street Gardens waar dagelijks performances zijn, vormt de grens tussen het middeleeuwse en 19e eeuwse deel van de stad.</P><P><B>Ontbijt met Shakespeare</B><BR>Het festival-aanbod onderscheidt comedy, dance &amp; physical theatre, music en theatre. High art en low art gaan vrolijk samen. Van travo-acts, popbandjes tot uiteenlopende Shakespeare-interpretaties en crossovers zoals het charmante &#8216;Breakfast with Shakespare&#8217;. &#8216;s Ochtends om tien uur staat het publiek, zo&#8217;n 150 merendeels jonge mensen, in de rij voor een kopje koffie. We lopen de zaal in en op elke stoel staat een bordje met een croissant en een servetje. Al voordat de show begonnen is, heerst er een uitgelaten stemming in de zaal. Zes jonge standuppers gaan ons leren hoe we ervoor kunnen zorgen dat mensen verliefd op je kunnen worden. Dat klinkt op papier flauwer dan het in werkelijkheid is. De spelers dollen met het publiek, het publiek doet met graagte mee en de spelers verwerken bekende passages in prachtig hoog-Engels uit &#8216;Hamlet&#8217;, &#8216;Romeo en Julia&#8217; en andere Shakespeare-hits in hun show. De spelers hebben zelf zichtbaar plezier in hun spel en vallen soms uit hun rol omdat het publiek spontaan is en veel geestiger dan bij ons kan reageren. Een aangename manier om je dag te beginnen.</P><P>Een andere geweldige performance was die van het Teatr Modjeska uit Polen. Zij speelden een bewerking van &#8216;Coriolanus&#8217; van Shakespeare. Plaats van handeling was een binnenplaats van een van Edinburgh&#8217;s universiteitsgebouwen. Met brandende fakkels, een Romeinse strijdwagen en een grote cast in prachtkostuums zetten de Polen een spectaculaire voorstelling neer. De hoofdrolspeler is een charismatische man die op volkomen natuurlijk wijze de aandacht van het publiek opeist. Een zeskoppige band op een van de balustrades voorziet het spel van sfeervolle, soms dreigend klinkende muziek. De spelers bewegen zich met tomeloze energie voortdurend over de binnenplaats waarbij het publiek soms op bepaald niet zachtzinnige wijze aan de kant wordt geduwd. Zelfs tijdens worstelpartijen sparen de spelers elkaar niet. Vanwege de merendeels Poolse tekst is, ondanks een Engelstalige beschrijving die we bij de entree kregen, het verhaal met z&#8217;n vele verwikkelingen lang niet altijd duidelijk te volgen. Maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de enorme inzet van de spelers en hun fysieke stijl en de fraai ogende acteurs die met groot gemak de hele speelruimte opeisen. Het maakt een verpletterende indruk op het publiek: Shakespeare meets La Fura dels Baus.</P> <P><B>Slappe travo-act en twee maal Oscar Wilde</B><BR>De enorme hoeveelheid aan voorstellingen maakt kiezen soms moeilijk. Maar overal liggen gratis krantjes met recensies, veelal met sterren-aanduiding, die je een flink eind op weg kunnen helpen. Om die reden is het slim om niet in de eerste festivalweek naar Edinburgh te gaan, want dan zijn er nog niet zoveel recensies verschenen. De prijzen van de voorstellingen liggen tussen de 7 en 16 euro. Als je portemonnee bezwaar maakt tegen veel voorstellingen, zijn er altijd nog op veel plaatsen de streetperformances. Vooral in Princess Street Gardens en op de Royal Mile, het middeleeuwse centrum nabij Edinburgh Castle, zijn er dagelijks shows aan de lopende band. Natuurlijk zitten daar ook de vuurspuwers bij die je kent van het Leidseplein, maar er is ook film,veel muziek, van Afrika tot Cuba of gewone Britpop. De comedyshows op straat zijn vaak leuk, vooral ook vanwege het publiek dat een enorm sfeerverhogende factor is.</P> <P>&#8216;Ladyboys from Bangkok&#8217; is een groots opgezette travo-act, die in Bangkok waarschijnlijk leuker is dan in de lage landen. De show vindt plaats in een grote tent met tafeltjes en stoeltjes. Het publiek bestaat uit mensen die zijn voorgeprogrammeerd op een lollige avond. De show is slaapverwekkend, slap en clich&eacute;matig en ik loop er na tien minuten uit omdat ik nog net op tijd in het Bedlam Theatre kan zijn waar Theatre IIlyria speelt. Dit gezelschap speelt veel in de open lucht en was deze zomer in ons land te zien. Ze doen een vet aangezette &#8216;Importance of being Earnest&#8217; waarbij vrouwen mannen spelen en andersom. Het spel is heerlijk, waarbij het in Britland toch al meer gepraktiseerde overacting hier helemaal over the top gaat. Je moet er voor in de stemming zijn misschien, maar bij mij werkte het erg aanstekelijk.</P><P>Na wat stevig doorstappen arriveer ik een kwartier later in de Garage, een piepklein theatertje waar die avond voor de laatste keer hetzelfde stuk van Oscar Wilde in het Russisch wordt gespeeld door het Belarus National Student Theatre. Het is raar om een zo op en top Britse auteur als Wilde in het Russisch te horen. De spelers zijn piepjong en hebben Wilde&#8217;s stuk voorzien van vele muzikale intermezzo&#8217;s waarbij vooral muziek uit de veertiger en vijftiger jaren klinkt. Bij deze intermezzo&#8217;s dansen de acteurs op droogkomische wijze met elkaar. Kostelijk. Als handreiking naar het publiek wordt eens in de twintig minuten een zin in het Engels gezegd, wat steevast leidt tot grote hilariteit onder het publiek.</P><P><B>Geen artistieke keuzes</B><BR>Opvallend is dat in het Fringe-programma geen Nederlanders te vinden zijn. Dat dacht ik tenminste, maar als ik ergens kaartjes haal en zeg dat ik uit Nederland kom, staan er opeens twee Nederlanders voor me. Ze heten de Working Girls en doen een travo-show. Ze komen uit Rotterdam en blijken vooral te spelen voor bedrijven. Een van hen vertelt: &#8220;We hebben zevenduizend piek betaald om hier te kunnen spelen. Daar krijgen we dan de zaal met techniek voor terug. Dan moeten we zelf nog onze huisvesting regelen voor drie weken en het belangrijkste: publiek werven. Dat valt voor ons niet mee, omdat we bij voorkeur geschminkt de straat opgaan om te flyeren, maar het regent de hele tijd dus loopt de make-up door.&#8221; De Working Girls spelen dagelijks voor twintig, soms veertig of zestig mensen, maar vinden wel dat hun Fringe-avontuur geslaagd is. &#8220;Absoluut, we hebben diverse uitnodigingen gehad voor optredens en films. Van Midden-Oosten tot Amerika. We moeten zien wat ervan terechtkomt, maar het klinkt veelbelovend.&#8221; Ik heb de Working Girls niet kunnen zien, maar de ontmoeting geeft inzicht in de werkwijze van het Fringe. De programmering is geen artistieke keuze, maar meer een kwestie van het indelen van aanvragen naar zalen en tijden. De organisatie maakt geen artistieke afweging. Kwaliteit in de Fringe is dus ook niet gegarandeerd. De Fringe-organisatie biedt -tegen betaling- wel ondersteunende faciliteiten op het gebied van marketing en verkoop.</P> <P><B>Zaklantaarn als volgspot</B><BR>Heel fris was een voorstelling van Granary Productions uit Dublin. Acht jonge acteurs spelen hun zelfgeschreven tekst waarbij acht personages gevolgd worden. Hun verhalen hebben niets met elkaar te maken, maar vertonen als rode draad de zoektocht naar een gelukkig bestaan met behoud van eigen identiteit. Gelukkig niet moralistisch, zoals vaak bij dit soort stukken uit het Verenigd Koninkrijk, maar wel traditioneel, doch goed gespeeld. De show is in C Venues waar veel jonge theatermakers spelen. De omstandigheden zijn primitief, maar een zaklantaarn als volgspot gebruiken, heeft ook z&#8217;n charme.</P><P>Mijn laatste show is een &#8216;Animal Farm&#8217; van Gavin Robertson Productions. Het vindt plaats in de Assembly Rooms, een groot theater met vier zalen in de nieuwe stad. Het is een soloperformance zonder decor. Hoewel de actrice ontegenzeggelijk goed speelt, is het een tenenkrommende voorstelling. De vrouw speelt dus alle rollen en telkens wanneer ze een varken of een hond speelt, neemt ze daarvoor een bepaalde stem aan. Dat doet ze echter op zo&#8217;n overdreven, uitleggerige manier dat het al snel irriteert. Niets is aan je verbeelding overgelaten, alles krijg je voorgekauwd. Het publiek klapt z&#8217;n handen stuk. In Nederland zijn zulke voorstellingen misschien alleen voorstelbaar als schoolvoorstellingen voor 14-jarigen, maar ook voor die doelgroep is dit soort voorstellingen in Nederland erg gedateerd.</P><P>In de drie en een halve dag die ik in Edinburgh was, zag ik twaalf voorstellingen. Onmogelijk natuurlijk om te beoordelen of deze twaalf representatief zijn voor het totale aanbod, maar wat wel opvalt is dat de meeste voorstellingen niet overlopen van eigentijdse opvattingen omtrent acteerstijlen, regie en conceptuele aanpak. Het adagium dat Nederlandstalig toneel zeer eigentijds is en van hoog niveau is, lijkt na enkele dagen Fringe moeiteloos houdbaar.</P> <P align="Right"><B>Jos Schuring</B><BR>Jos Schuring is directeur van CJP Media<BR><P class="verwijzing">zie ook: <A href="http://www.edfringe.com/" target='_blank'>www.edfringe.com</A><BR>en ook: Kort Nieuws: <A href='/inhoud/nieuws/catch.php?brondatumid=99081701'>Volkskrant, 17/8/99</A></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/edinburgh-fringe-festival-dynamisch-maar-kwaliteit-niet-gegarandeerd#comments Buitenmoosers Sun, 14 Oct 2001 22:00:00 +0000 Moose 8868 at http://www.moose.nl State of the Joeng http://www.moose.nl/theaterpraat/state-joeng <p><P><B>Met deze toespraak opende actrice en dansrecensente Clara van den Broek op woensdag 29 augustus 2001 het vijftiende Vlaams-Nederlandse Theaterfestival in de Vooruit in Gent.</B><P>Goeiendag,</P><P>Eerst en vooral, voor alle veiligheid, ziehier de spelregels:<OL><LI>De situatie is geënsceneerd. U, de andere sprekers en ik spelen toneel.<LI>U speelt het aandachtig toehorend publiek (knoop dat goed in uw oren), wij spelen de ongemeen boeiende sprekers. Dat is zo omdat de maître de cérémonie dat zo heeft bepaald.<LI>Bovendien spelen wij, volgens uw termen, de &#8216;jonge generatie&#8217;. Zowel u als wij stappen losjes over de verschillen tussen de sprekers heen en vertrekken schaamteloos vanuit het begrip &#8216;generatie&#8217;. We gaan daarbij voorbij aan de vraag of er zoiets als &#8216;generaties&#8217; bestaat. <LI>U ondersteunt mij indien ik alsnog flauwval van de zenuwen. Ik ben tenslotte &#8216;jong&#8217; en fel onder de indruk.</OL>Bon. Je fais mon jeux.</P><P>Er lijkt tegenwoordig nogal wat rond de &#8216;jonge generatie&#8217; te doen. Kansencrëerend beleid en tweede podia alom. Het kan niet jong, fris, en nieuw genoeg zijn. Programmatorencynisme en recuperatie volgens sommigen, nood aan jonge krachten volgens anderen. De term &#8216;jonge kunstenaar&#8217; alleen al is intussen zowat een mantra geworden. Nu is er zelfs al een &#8216;State of the Union&#8217; door &#8216;jonge kunstenaars&#8217;, in plaats van, naar traditie, door ronkende namen met sjakossen vol symbolisch kapitaal. U maakt daar geen amok rond, u vindt dat - en niet alleen omdat we dat zopas hebben afgesproken - &#8216;interessant&#8217;.<BR>Tegelijk is het volgens sommigen komkommertijd. Laat de echte &#8216;nieuwe generatie&#8217; op zich wachten. Laten &#8216;jonge kunstenaars&#8217; van nu zich al te snel door het systeem opslokken en onschadelijk maken. Hebben zij &#8216;à la limite&#8217; niet echt iets te vertellen. Zijn jullie bijgevolg nog benieuwder om te horen wat wij hier staan te doen.Paradox.</P><P>Nu sta ik hier niet om te bewijzen dat we wél iets te vertellen hebben. Wat is dat trouwens &#8216;iets te vertellen hebben&#8217;? Is &#8216;iets te vertellen hebben&#8217; schatplichtig aan de mythe van de originaliteit, of betekent het veeleer het discours van de Grote Mensen beheersen? Of we al dan niet &#8216;iets te vertellen hebben&#8217; zal moeten blijken uit onze voorstellingen, op voorwaarde natuurlijk dat er op een juiste manier naar wordt gekeken.</P><P>Dat ik hier wel sta heeft te maken met een soort eergevoel. In verscheidene teksten wordt de &#8216;jonge generatie&#8217; uitgedaagd, worden er handschoenen in de ring geworpen. Ik wil er hier één opnemen. Met name de handschoen die Marianne Van Kerkhoven uitwierp in haar tekst &#8216;De Paradox van dr. Hinckelfuss&#8217;, in het boek &#8216;Alles is rustig&#8217; uit &#8216;99 over 20 jaar Kunstencentra. Daarin ensceneert Van Kerkhoven zichzelf en de generatie van de jaren &#8216;80, die van de marge naar het nieuw gecreëerde centrum evolueerde, versus de &#8216;jonge generatie&#8217; die &#8216;liefst zo gauw mogelijk &#8216;in het systeem&#8217; willen geraken&#8217;. Van Kerkhoven steekt de hand ook in eigen borst - tenminste in die van haar generatie -: hoewel de structuren die de &#8216;80-ers hebben opgericht, ontsproten aan een artistieke noodzaak, zijn ze nu meer en meer verworden tot instituten die vooral zichzelf in stand willen houden. Structuren om de structuren dus. Om dan ook niet aan levenskracht in te boeten &#8216;zet het centrum zijn deuren opnieuw wijd open voor jonge makers, voor &#8216;normaal&#8217; tot de marginaliteit gedoemde projecten&#8217;. In Van Kerkhovens analyse recupereert het centrum jonge kunstenaars voor zichzelf, zuigt ze leeg volgens een logica die gehoorzaamt aan marktwetten. Jonge kunstenaars raadt ze dan ook ten stelligste aan weer de marge op te zoeken.</P><P>Ongeveer alles in de analyse van Van Kerkhoven is waar: de structuren draaien voor zichzelf, marktmechanismes sijpelen binnen in het kunstbedrijf - het woord alleen al -, en jonge kunstenaars willen zo snel mogelijk tot het systeem horen.Alleen meen ik dat er in haar redenering, en in de meeste discours rond de jonge kunstenaar, een verouderd werkelijkheidsmodel, en - daarmee samenhangend - een verouderd kunstenaarsmodel aan het werk is.</P><P>Er zijn andere modellen nodig om de werkelijkheid (en onder meer die van het theater) te beschrijven: andere filosofische modellen, andere kunstenaarsmodellen. Die nieuwe modellen, waarvan de meeste nog moeten worden uitgevonden, zijn niet noodzakelijk de juiste en al helemaal niet de enige. Maar er is wel nood aan ANDERE. Omdat &#8216;jonge kunstenaars&#8217; nu eenmaal in een ANDERE tijd leven en werken. De alteriteit van de telkens nieuwe tijdsperiode wordt vaak genegeerd, alsof de geschiedenis op een dag verzadigd kon raken en stil blijven staan.</P><P>Zo vertrekken de meeste benaderingen van de &#8216;jonge kunstenaar&#8217; van het marge-centrum-model. Het is een soort anti-model, een tegenstellingsmodel met twee duidelijke polen en een bepaald verkeer tussen de twee. Volgens de geijkte gebruiken zet de marge zich af tegen het, immer scleroserende, centrum. Dat jonge kunstenaars van vandaag niet schoppen tegen het bestel, wordt in die optiek dan ook verdacht bevonden.<BR>In plaats van te twijfelen aan deze of gene kunstenaar die &#8216;zo snel mogelijk in het bestel wil raken&#8217;, zou men echter ook kunnen twijfelen aan het waarheidsgehalte van de gehanteerde premisse.</P><P>Door de toenemende complexiteit in onze leefwereld heeft het marge-centrum-model aan realiteitsgehalte ingeboet. Het is veel te eenvoudig geworden. Onze wereld is er geen van binaire tegenstellingen. Het is er een van oneindige mogelijkheden.Onze werkelijkheid is een eeuwig uitdeinend systeem of heelal. Er is geen binnen of buiten meer, geen marge of centrum. Het nog woordenloze, datgene wat zogezegd, en in klassieke termen, &#8216;buiten&#8217; het systeem valt, wordt voortdurend benoemd, tot een enorme kakafonie. Tegelijk breidt al het benoemde zodanig uit dat het weer in een soort woordenloosheid of ruis vervalt. Zoals internet-kunstenaar Simon Biggs zegt over de indrukwekkende hoeveelheid informatie op het internet, en zoals verwerkt in zijn digitale kunst, heeft &#8216;de oneindigheid van gegevens&#8217; een &#8216;vervlakkend effect&#8217;. In een beschrijving van &#8216;Babel&#8217;, één van Biggs internetkunstwerken, vertelt een journalist over &#8216;rijen witte nummers&#8217; die &#8216;in een inktzwarte ruimte zweven.&#8217; De nummers zijn samengesteld volgens het systeem dat in bibliotheken gebruikt wordt om gebieden van de menselijke kennis te ordenen. &#8216;Biggs heeft bijna 1000 nummers gelinkt met websites&#8217;, schrijft de jounralist. Maar, &#8216;de nummers lijken allemaal zo sterk op elkaar dat het onmogelijk is om alles te bevatten of uit te maken wat nu wel en wat niet de moeite waard is. (&#8230;) Sommige sites blijken interessant, andere volstrekt arbitrair.&#8217;</P><P>Alleen, hoe uit te maken welke link arbitrair is en welke interessant? Hoe te selecteren? Ik ben gaan kijken, en effectief: Biggs&#8217; getallen duizelen je voor de ogen. Het werk van Simon Biggs geeft niet alleen een geconcentreerde allegorie van het internet, maar ook van onze dagdagelijkse omgang met de ons omringende wereld. Met enige overdrijving zou je kunnen stellen dat het ook een allegorie is van de theaterwereld.</P><P>Het aantal producties is geëxplodeerd. Het aantal vzw-tjes is geëxplodeerd. Het aantal producerende huizen is geëxplodeerd. Het aantal jonge kunstenaars is geëxplodeerd. Het aantal festivals is geëxplodeerd. Het seizoen is geëxplodeerd. Het internationaal circuit is geëxplodeerd.</P><P>Hoe in deze theaterwereld nog een verschil te maken? Hoe iets te bewegen als alles beweegt? Welk ijkpunt zal je kiezen om ten opzichte daarvan te bewegen? Hoe met een nieuw gerecht aan te komen terwijl de toeschouwer langzaamaan misselijk dreigt te worden van de vele geuren die uit het zo grote aantal keukens walmt? Of met een andere metafoor: Hoe een esthetisch verschil te maken in een wereld waarin alles design is? Hoe zeggen wat je te zeggen hebt in een wereld die bulkt van informatie?Dát is de ware problematiek van de jonge kunstenaar vandaag. Niet het eenvoudige marge-centrum-probleem: als het dat maar was.</P><P>Dát is wat maakt dat hem soms vrijblijvendheid wordt verweten. Zonder onze generatie te willen vrijpleiten van de misbaksels die we nu en dan presenteren, zou je kunnen stellen dat het gevoel van vrijblijvendheid vaak voortkomt uit het systeem, veeleer dan uit het kunstwerk zelf.</P><P>Dát is de nausée, het gevoel van leegte, die het theaterbestel de laatste jaren soms bij zijn nekvel heeft. De veelheid, het steeds meer, steeds nieuwer, mondt uit in een vorm van indifferente ruis. Steeds sneller mondt uit in een vorm van perplexiteit. Met de veelheid te leren omgaan, dat is onze opdracht. Geen wanhopige schema&#8217;s meer, geen eenvoudige anti&#8217;s - net zo min is dit betoogje een anti-Marianne - maar de open, geduldige houding van de internaut, voor wie de versnelling en de chaos uiteindelijk uitmonden in schoonheid, en, wie weet, in de traagheid en verstilling van Space Odyssee.<BR>Een nieuwe esthetica, een nieuw tijdsbesef, een nieuwe mens.</P><P>In die zin zullen vanzelfsprekend structuren als het Theaterfestival moeten worden herzien. De taak van de jury lijkt in toenemende mate onmogelijk.In die zin, ook, is het in mijn ogen onzinnig te blijven schelden op het beleid dat, &#8216;door iedereen te subsidiëren&#8217;, die veelheid zou hebben mogelijk gemaakt. Het beleid hinkt altijd na op een feitelijke evolutie, die eerst onmerkbaar, dan met groot geraas haar weg baant. Of de veelheid zelfvernietigend wordt, zal afhangen van onze nieuwe houding ten aanzien daarvan.<BR>De houding van de jonge theatermaker vandaag is dus niet op een eendimensionele manier centripetaal. </P><P>Dat de jonge kunstenaar in klassieke termen de &#8216;marge&#8217; zou moeten opzoeken, getuigt niet alleen van een verouderd werkelijkheidsmodel. Het getuigt ook van een verouderd kunstenaarsmodel. Het veronderstelt dat de kunstenaar beter kan werken buiten de burgerlijke maatschappij dan daarbinnen - een bij uitstek romantische gedachte. Beter in armoe dan in rijkdom. Beter in revolte dan in sereniteit. Het is echter utopisch te denken dat het &#8216;genie&#8217; ontspruit in het luchtledige, in een buiten t.o.v. een binnen, aangezien er geen buiten is, alleen een immer uitdeinend binnen. In de romantische optiek wordt de kunstenaar monddood gemaakt door geld en recuperatie. Zo klaagt het boegbeeld van dit kunstenaarsmodel, Goeuthes Torquato Tasso: &#8216;Men heeft mij dus bekranst om mij getooid/ Als offerdier te voeren naar het altaar!&#8217; En natuurlijk zijn kunstenaars van vandaag ook allemaal nog een beetje Tasso. Ze zijn afhankelijk (van subsidies, van structuren, van moderne mecenassen), terwijl de naam van hun beroep nog steeds op het romantische ideaal van onafhankelijkheid en authenticiteit berust. De paradox van Tasso. Maar ik geloof niet dat de jonge kunstenaar daaraan ten onder gaat, zoals zijn illustere voorbeeld. Hij zegt niet als Tasso: &#8216;Een gevangene staat geen kroon&#8217;, maar neemt de kroon en maakt een rondedansje. Hij kan ermee leven en maakt het tot zijn voordeel. &#8216;Un poète mort n&#8217;écrit plus. D&#8217;où l&#8217;importance de rester vivant&#8217; (M.Houellebecq).</P> <P>Twee kwesties zijn hierbij aan de orde.</P><P>Ten eerste is er de kwestie van het binnen het systeem opgenomen zijn.Van binnenuit zou er geen kritische kracht, geen maatschappij- of sectorkritisch engagement meer mogelijk zijn. Maar is dat wel zo? Is door het oplossen van de buitenstaanderspositie de kritische functie ondenkbaar geworden? Ik denk het niet. Toch niet wat het theater betreft. Het doel en het wezen van theater is communicatie. Echte communicatie brengt een verschuiving van de perceptie teweeg. Je spreekpartner, of het publiek, gaat dingen anders zien - al is het maar minimaal anders. Het is in die verschuiving van de perceptie dat de kritische kracht van het hedendaagse theater ligt. Het is in het intern verschuiven van netwerken die betrekking hebben op de wereld, dat het hedendaagse theater haar maatschappelijk engagement waarmaakt.</P><P>Ten tweede is er de kwestie van het geld.Het ware kritische appel bij de jonge kunstenaar zou gesmoord worden door de sussende kracht van geld. Geld, geld, geld. Geld kan inderdaad recuperatie betekenen, maar betekent het niet noodzakelijk. De bindingskracht van geld is veel minder groot geworden, precies door de geëxplodeerde veelheid. De houding - de meest adequate op dit moment - volgt een Western-devies: take the money and run. (En het moet nu ook maar eens gedaan zijn met het fabeltje als zouden wij zwemmen in het geld. De generatie van de jaren &#8216;80 deed het helemaal zonder geld? Wel ja, chapeau. Soms heeft de 80-er last van het arrivistencomplex: zijn kinderen moeten en zullen dezelfde problemen ondervinden als hij. Dat is &#8216;gezond&#8217;, &#8216;de harde leerschool is de beste&#8217;, en, waarom niet, &#8216;de legerdienst vormt de man&#8217;.)<BR>Take the money and run. Run, run, run. Blijf in beweging. Als moleculen in een vloeistof.</P><P>Want geld kàn natuurlijk wel gevaarlijk zijn. Met name wanneer het masturbeert. Wanneer het zichzelf moet terugbetalen. Want dan hang je, je wordt vermalen. Grote huizen en gezelschappen zetten hun deuren open voor jonge kunstenaars, maar zij moeten daarbij omzichtig tewerk gaan. Hun grote en grove structuren zijn niet voorzien op broos werk. De overheadlast is veel te groot, de schaal te groot, de promotie te duur, de publieksfactor en het profiel te dominant - dat dekselse profiel, wie heeft dat ooit uitgevonden -, het personeel te fix, de structuur te log, de onkosten te hoog, de afzetmarkt te groot, kortom de machinerie te zwaar. Willen grote huizen jonge theatermakers opnemen, dan moeten zij radikaal van hun geijkte pad durven afwijken. Op dat zijpad moeten ze de schaal weer drastisch verkleinen, de return niet zo dwingend maken, de lasten weer kleiner maken dan de lusten. Een compleet andere structuur dus, in losvaste associatie met de moederstructuur, naar het model van het kleinschalige kunstencentrum.</P><P>Tenslotte, na deze futuristische trip door Intergalaxia, nog deze Middeleeuwse bedenking:<BR>Het is natuurlijk van belang te sleutelen aan de structuren. Zij zijn er nu eenmaal, en ze kosten verschrikkelijk veel geld, dus kunnen het maar beter goede structuren zijn. Anderzijds moeten we de invloed van de structuren op de kunst niet overdrijven. Er heerst, door een bepaalde evolutie in de menswetenschappen, in veel discours over de &#8216;jonge kunstenaar&#8217; een overdreven aandacht voor het sociologische. Ik ben geneigd daar het volgende tegenover te stellen: Kunst komt van God, niet van de mensen. </P><P>En om te eindigen met Jan Decorte, peetvader van de jaren &#8216;80:<BR>&#8216;Op de muziek na heeft theater dezelfde kracht als rock-muziek. Je bent daar, jijzelf, en je doet je ding. Dat is uiteindelijk het enige wat telt.&#8217;</P><P class="rechts"><B>Clara van den Broek</B><BR>Clara van den Broek is actrice, lid van het collectief SkaGeN en dansrecensente van De Morgen.<BR><P class="verwijzing">zie ook: Kort Nieuws: <A href='/inhoud/nieuws/catch.php?brondatumid=01083001'>De Morgen, 30/8/01</A><BR>en ook: <A href="/inhoud/aanbod/festivals/theafest01/">Moose op Het Theaterfestival 2001</A></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/state-joeng#comments Buitenmoosers Wed, 05 Sep 2001 22:00:00 +0000 Moose 8867 at http://www.moose.nl Oefeningen in geduldig kijken; over de Regiedagen en het ITS http://www.moose.nl/theaterpraat/oefeningen-geduldig-kijken-over-de-regiedagen-en-het-its <p><P><B>Een kleine twee weken pendelen tussen de Regiedagen (Rozengracht &amp; Lindengracht) en het Internationaal Theaterscholen Festival ITs (Nes en Jodenbreestraat), leverde veel op, in ieder geval een serie niet mis te verstane cultuurshocks. Vrij snel viel de beslissing hier niet dunnetjes het adequate werk van de Moose-recensenten over te doen. Ik wilde iets anders. Maar wat?</B></P><P>Voor de vrije uurtjes tussen de voorstellingen en presentaties door, had ik permanent twee boeken in mijn tas. Het ene, <B>Doorkijkjes</B> van Piet Meeuse, herlees ik eens in de zoveel tijd. Je zou die Meeuse een cultuurfilosoof kunnen noemen, hij is in ieder geval een kijker, en een hele goeie. Ik geef een fragment door, wat voor mij een motto werd tijdens deze weken theaterfestivalitis: &#8220;Bijna alles wat je waarneemt, vergeet je onmiddellijk. Ogen zijn niet gemaakt om naar beelden te kijken - maar zonder die beelden zouden we ons nauwelijks bewust zijn van de onuitputtelijke rijkdom van het zichtbare. De verbluffende schoonheid van de eenvoudigste, alledaagse dingen: spiegelingen in een modderplas, de sculptuur van een interhaast neergeworpen jas, een glas water waar de zon in schijnt, of een stuk brood op tafel - vaak zie je het pas nadat je er beelden van hebt gezien. Dat wil zeggen: <B>nadat je gezien hebt hoe anderen het zagen. Het beeld is opvoeder van het oog</B>.&#8221;</P><P>Theatermaakster Lotte van den Berg riep iets vergelijkbaars op tijdens een publieksontmoeting na een van haar bijdragen aan de Regiedagen, <B>Een verzameling</B>. Of liever, een van haar gasten zei het naar aanleiding van haar werk: &#8220;Jij leert ons anders te kijken doordat we mogen zien via jouw ogen.&#8221; Mooi compliment om te krijgen trouwens voor een theatermaker, lijkt me.</P><P>Het tweede boek dat ik deze weken constant bij de hand had is nieuw en volkomen impulsief aangeschaft na een interview met de schrijver Leon Wieseltier in NRC-Handelsblad. Na het overlijden van zijn vader breekt voor de jood Wieseltier het traditionele jaar van rouw aan. Iedere dag gaat hij naar de synagoge om kaddisj te zeggen, het gebed ter nagedachtenis van een overledene. Dat neemt zijn leven zo in beslag, dat hij besluit om er een boek over te schrijven, dat &#8216;gewoon&#8217; <B>Kaddisj</B> heet, vuistdik is en bovenal een rijk cadeau voor een onverzadigbare nieuwsgierige als ondergetekende.</P><P>Ik geef ook uit dat boek een fragment, dat onmerkbaar een tweede motto werd in de afgelopen weken: &#8220;Jaren geleden heb ik iets gelezen over de esthetica van het boeddhisme en over het Pali-woord <B>samvega</B>, dat vaak gebruik werd om de schok of de verwondering weer te geven die men kan voelen wanneer de waarneming van een kunstwerk verandert in een serieuze ervaring. In boeddhistische bronnen wordt het artistieke voorwerp vaak beschreven als ondersteuning van een vorm van contemplatie die belangeloos is. Dit geldt ook voor voorwerpen in de natuur. Een boek in het Pali vertelt van een prins die ter ondersteuning van zijn contemplatie eenvoudigweg een druppel dauw gebruikte. Als hij daarnaar keek, kwam hij tot inzicht, tot filosofische reflectie. De prins was voor zijn cognitieve arbeid niet beloond met het zien van de dauwdruppel, maar met de gedachte die bij hem was gewekt door het zien van de dauwdruppel.&#8221;<BR>Meeuse en Wieseltier namen me rustig bij de hand en bevestigden wat ik klaarblijkelijk (opnieuw) aan het proberen was: oefenen in geduldig kijken.</P><P>Dat viel niet mee, en dat valt in de maand juni, zoals bekend, nooit mee. Met pijn in het hart moest ik het Fin de Saison van Maatschappij Discordia &amp; Companen laten lopen, evenals het lange weekend van &#8216;t Barre Land in de Utrechtse Stadsschouwburg, en evenals het Holland Festival. Deze onnatuurlijke selectie maakte de maand weliswaar overzichtelijker, maar de moeilijkheidsfactoren niet geringer. Het Internationaal Theaterschool Festival (ITs) en de Regiedagen zaten elkaar qua tijd en qua intensiteit behoorlijk in de weg, zijn onderling volkomen onvergelijkbaar, maar varen wel (gedeeltelijk op ram-koers) in dezelfde diepe wateren, met als startpunt ook dezelfde boeiende vraag: hoe organiseer en presenteer je op een effectieve wijze en in een vruchtbare bedding het werk van podiumkunstenaars-in-wording, die op het punt staan de professionele praktijk (anderen spreken liever van &#8216;de markt van brood &amp; spelen&#8217;) te betreden. Vraagteken. Uitroepteken.</P><P>Verreweg het leukste, meest verrassende en verreweg wanhopigste antwoord op deze vraag (men mag rustig van een dilemma spreken) kwam van Jetse Batelaan, tweede jaarsstudent van de regie-opleiding. Tijdens de eerste verzamel-avond van de afstuderende regisseur Lotte van den Berg (Regiedagen, Rozentheater), ontworstelde hij zich puffend en zwetend uit een meer dan menshoge &#8216;boom&#8217; van inpakkarton, waarna de medeling kwam: &#8220;Zo! N&uacute; ga &iacute;k naar het ITs&#8221;. En daar stond inderdaad zijn voorstelling <B>Echte vrouwen joggen in regenpakken</B>, een briljante performance van een half uur, die hij op verzoek van de ITs-organisatie van de Lindengracht had omgebouwd naar het Cosmic Theater in de Nes - &#8216;Echte vrouwen&#8230;&#8217; werd daar een kleine maar gekoesterde hit. Jetse&#8217;s antwoord op de hierboven geformuleerde vraag: je zou op allebei de plekken (Regiedagen en ITs) tegelijk willen zijn. De wanhoop &oacute;nder zijn antwoord luidde: maar het kan niet, en het moet niet, en het mag niet zo zijn.<BR>Want er is sprake van een controverse. </P><P> Die controverse zit overduidelijk in het ITs zelf, dat een breed uitwaaierende en rijk geschakeerde montage wil zijn van wat afzwaaiende podiumkunststudenten heden ten dage te bieden hebben, met liefst een hoge graad aan spektakel, amusement en gezelligheid, naast een marktwaarde voor gezelschapsdirecteuren en castingmanagers. En niet te vergeten een internationale allure. Mijn inschatting is dat het ITs, in het najagen van die complexe en riskante doelstelling, zijn plafond heeft bereikt. De vlootschouw van de podiumkunstopleidingen in Nederland heeft zo&#8217;n beetje het verzadigingspunt bereikt waarop je als toeschouwer gaat denken: wat heeft dit in godesnaam nog voor zin?</P><P>We nemen een voorbeeld. De vierde toneelschool in Nederland, de acteursopleiding van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, liet zich zich tijdens het ITs zien met de voorstelling <B>Kernachtig uitgedrukt</B> van de complete afstudeerklas, regie en bewerking: Dirk Opstaele, vrij naar het eerste deel van de Amerikaanse roman <B>Underworld</B> van Don DeLillo. Het was een in veel opzichten gedenkwaardige voorstelling, een &#8216;vocaal en mimografisch libretto&#8217;, waarin de Utrechtse opleiding (door de andere toneelscholen vaak beschouwd als een ongewenst vierde wiel onder een driewieler) haar eigen signatuur (fysieke articulatie in toneelspelen) overtuigend in het landschap plaatste. De discussie na afloop van een van de voorstellingen werd meteen het gesprek van het volgende etmaal, maar kwam, in ieder geval in de wandelgangen, niet veel verder dan het afzeiken van dit spelerscollectief op het veronderstelde ontbreken van individuele spelerskwaliteiten. Dat is flauw, zouteloos en ontbreert diepgang.</P><P>Maar precies de diepgang in het onderling discours tussen de uiteenlopende spelersopleiding lijkt tijdens het ITs voornamelijk als &#8216;moeilijk doen&#8217; te worden weggezet, en dus geen kans te krijgen. Het is hier immers &#8216;pilsje-hijsen-en-op-naar-de-volgende-anekdote&#8217; geblazen. Zien (wat door het overbodig-overdadige programma lang niet bij alles lukt) en vooral: gezien worden, wordt tijdens deze vlootschouw immers van groter belang geacht dan het gaande houden van het debat over de verhouding tussen artistieke en ambachtelijke training naast opvoeding in karakter en mentaliteit binnen de acteursopleidingen. Nu weet ik best dat je daarover ook bijzonder boeiende symposia kunt organiseren, maar dat kan altijd nog. Tijdens een (liefst wat beperktere) presentatie van eigen werk, heb je het levende materiaal voor zo&#8217;n debat immers bij de hand. Het ITs is geen ontmoeting tussen kunstenaars-in-sp&eacute; meer (&aacute;ls het dat al ooit geweest is).</P><P></P><P> Tijdens de Regiedagen (georganiseerd door de Regie-afdeling van de Amsterdamse Theaterschool) werd een poging gedaan op deze scorings-overdaad-zonder-diepgang het begin van <B>een</B> antwoord te geven. Nog voor de helft van de Regie-dagen was verstreken vielen al meteen drie evidente verschillen met het ITs op. <UL><LI><B>De organisatie.</B> Die werd geheel gedragen door de studenten van de opleiding zelf, zonder een spoor van hi&euml;rarchieke of artistieke selectie met onnavolgbare, externe criteria. Met uitzondering van de kwetsbare regie-etudes van het propadeusejaar (dat jaar toonde wel wat sc&egrave;nes uit een schrijfworkshop), werd ook meteen <B>al</B> het beschikbare werk van de opleiding getoond, als het even kon verschillende keren. De praktische organisatie was - ook door de geringe middelen - een stuk anarchistischer dan bijvoorbeeld in de Nestheaters, maar niet minder effici&euml;nt, en bepaald niet minder sfeervol. In tegendeel, door het informele karakter van de organisatie, werd het klimaat van een ontmoeting bewerkstelligd.<BR><BR><LI><B>De programmering. </B>Die was flexibel, werd zonodig aangepast (viel er iets uit, dan schoof er een ander programma-onderdeel in), wijzigingen werden op tijd of ter plekke meegedeeld, verrassingen werden permanent ingecalculeerd. De afstuderende regisseurs stonden centraal in het programma, voor hen was een eigen speelplek gecre&euml;erd. Er was voldoende ademruimte gemaakt voor discussie over onderwerpen die er toe deden en die aan die discussie ook een meerwaarde verleenden: de samenwerking schrijver-regisseur, de verhouding tussen bestaand repertoire en eigen werk, de samenwerking tussen de filmakademie en de regie-opleiding, het theatrale handschrift van de afstuderende regisseurs.<BR><BR><LI><B>De locaties. </B>Voor de afstudeerprodukties was een samenwerking aangegaan met De Theatercompagnie, in het bijzonder het Rozentheater, dat twee weken steeds helemaal &oacute;m de afzonderlijke individuen van het trio <B>Olivier Provily</B>, <B>Marcus Azzini</B> en <B>Lotte van den Berg</B> werd heen ge/verbouwd. Voor al het overige werk werd het repetitiepand (de voormalige Kleinkunstakademie aan de Lindengracht) in stijl en met sfeer van haar morsige karakter ontdaan. Alle manko&#8217;s aan dat pand - de onmogelijkheid om meerdere produkties tegelijkertijd van krachtstroom te voorzien bijvoorbeeld - werden handig, flexibel en met alle handen aan dek opgelost.</UL></P></DIV><DIV class='tekst'><P>Het is de afgelopen jaren een persoonlijke hartekreet van me geworden: organiseer in de slotfase van een opleiding tot podiumkunstenaar in vredesnaam <B>geen</B> festivals, maar <B>ontmoetingen</B>; scoren voor de publieke tribune kan altijd nog. Met die afgedwongen geldingsdrang zul je als aankomend kunstenaar in de praktijk nog genoeg geconfronteerd worden, en meer dan je lief zal zijn. De Regiedagen onderstreepten in ieder geval dat het <B>kan</B>, dat organiseren van dergelijke ontmoetingen een werkelijke kans van slagen heeft, een volgende keer waarschijnlijk weer anders, nog beter, en nog altijd even informeel. De belangrijkste factor (voor de toeschouwer, bepaald niet voor de organisatoren) is rust, de wezenlijke ruimte voor bezinning, het kalm kennis nemen van de inzichten, ervaringen, vergezichten en nabijheden van een nieuwe generatie makers.</P><P>Ik kende deze afstudeerlichting aan regisseurs alleen van horen zeggen, door omstandigheden had ik nog nooit eigen werk van ze gezien. Doordat er tijdens de Regiedagen de tijd voor hen genomen werd (hun werk, hun visie, de twijfels, de toekomstplannen), lijkt die omissie in een paar weken ingelost. Ontwapenend aan het klimaat op de Lindengracht (de werkplaats voor de zich warm-trappelende nog-niet-afstudeerders), vond ik dat juist niet werd gemikt op het sprokkelen van salonf&auml;hige publiekshits, maar dat ook ongemakkelijke, niet-affe, nog niet helemaal doordachte, rammelende maakwerken werden getoond, work-in-progress van artists-in-progress, werk waar de rafels nog aanhingen. Verzameld werk bevat altijd ook verzamelde vergissingen (zei Heiner M&uuml;ller) en het is o zo nuttig en nodig om die te toetsen aan het kijkersgeduld van een aandachtig en ge&iuml;nteresseerd publiek. </P><P> Zoals zo vaak heb ik de afgelopen weken weer veel aan Jan Kassies moeten denken, de in 1995 overleden directeur van de Toneelschool in Amsterdam, tevens een van de laatste sociaaldemocraten die nog iets (wat heet: veel!) verstandigs over kunst en cultuur te zeggen had. In een van zijn laatste teksten schreef hij: &#8220;We hebben in het theater onderzoek nodig naar nieuwe thema&#8217;s, vormen en methoden. Die vinden we alleen door nieuwe cohorten professionals in de gelegenheid te stellen hun vak, hun eigen vak, in vrijheid uit te oefenen. Wat we dan te zien krijgen bevalt ons lang niet altijd. Maar is het onze wereld die zij gaan verbeelden? Nee! Nou dan. Waar het om gaat is de authenticiteit van de verbeelding. Dat wil zeggen dat theatermakers de kans krijgen geschoold te worden in die authenticiteit. Dat vergt zeker talent. Beslissend is de ontwikkeling van karakter.&#8221;</P><P>Geef ons dus geen festivals voor de markt van brood &amp; spelen. Maar veel Theaterdagen met kloten!</P><P align="Right"><B>Loek Zonneveld</B></P><P class="verwijzing">zie ook: Dossiers: <A href="/inhoud/aanbod/festivals/regiedagen/index.html">Moose op de Regiedagen</A><BR>en ook: Website Loek Zonneveld: <A href="http://home.planet.nl/~Loek.Zonneveld/" target="_blank">home.planet.nl/~Loek.Zonneveld</A></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/oefeningen-geduldig-kijken-over-de-regiedagen-en-het-its#comments Buitenmoosers Tue, 03 Jul 2001 22:00:00 +0000 Moose 8866 at http://www.moose.nl Op weg naar een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek http://www.moose.nl/theaterpraat/op-weg-naar-een-nieuwe-coalitie-tussen-kunst-en-politiek <p><P><B>Toespraak van PvdA-fractievoorzitter Ad Melkert op maandag 8 januari ter gelegenheid van de gezamenlijke Nieuwjaarsreceptie van podiumkunstenorganisaties en het Amsterdamse Uit Buro in het Muziektheater te Amsterdam.</B><P>De acteurs mogen in de loop van de tijd zijn vervangen, het stuk zelf staat nu alweer 12 jaar op het repertoire. E&eacute;n keer in de vier jaar wordt het opgevoerd, het koningsdrama van de Cultuurnota. Met een bewindspersoon voor cultuur die het evenals Claudius nooit goed kan doen. Met de Raad voor Cultuur in de rol van diens perfide raadsman Polonius. Met de kunstwereld in zijn vertolking van de opstandige Hamlet die roept dat de gifbeker bij de verkeerde terechtkomt. <P>Hoewel je iedere keer denkt dat de lijken waarmee het toneel bij het vallen van het doek is bezaaid nooit meer op zullen staan, valt dat achteraf reuze mee. De acteurs staan gewoon weer op en uiteindelijk blijkt dat het overgrote deel van de subsidieaanvragen is gehonoreerd. Na de laatste voorstelling bleken er per saldo 130 nieuwe instellingen door het rijk te worden gesubsidieerd. Het brede cultuurbudget is in deze kabinetsperiode gestegen met structureel 260 miljoen. <P><EM>The rest is silence</EM>. Tot vier jaar later dezelfde gedaanten vanuit de coulissen treden om hetzelfde stuk maar weer eens op te voeren, de tragedie van de cultuurnota. Is hier de hand van Johan Doesburg zichtbaar? Of is there really something rotten in the State of culture? <P>De laatste opvoering van de Cultuurnota heeft het publiek zeker niet tot staande ovaties gebracht. Dit keer leek de voorstelling op zo&#8217;n stuk waarin je van tevoren ziet aankomen hoe iemand op een goedgekozen verkeerd moment uit de slaapkamerkast stapt. Dat vereist een timing die niet ieder Kamerlid is gegeven. Het was nog een geluk dat ons de anticlimax bleef bespaard. Een selectie uit de negatieve adviezen van de Raad voor Cultuur moest door alw&eacute;&eacute;r een commissie tegen het licht worden gehouden. <P>Zei niet Thorbecke op 15 september 1862 in het Kamerdebat <EM>Kunst en wetenschap: al of niet eene regeringstaak</EM>: &#8220;De regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst.&#8221; ? <P>Met de huidige praktijk van het vierjaarlijkse oproer rond de Cultuurnota is precies het tegenovergestelde bereikt van wat Thorbecke bedoelde. Het cultuurdebat is zo langzamerhand een wonderlijk mengsel geworden van ongelijksoortige vraagstukken en beslissingen. Niet alleen zijn er grote verschillen per discipline, maar ook tussen grote en kleine instellingen. Tussen instellingen die landelijk of lokaal opereren. Tussen gevestigde en beginnende gezelschappen. De gehanteerde criteria liggen daarbij voortdurend onder vuur. Wat een debat over de rol van overheid en kunst in de samenleving zou moeten zijn, ontaardt meer en meer in een ordinaire strijd om de centen. Het belang van regionale binding en van het internationale perspectief komt door de gekozen aanpak onvoldoende uit de verf. De systematiek van de Cultuurnota is niet langer houdbaar. <P>Een herhaling van de voorstelling van 2000 wensen wij u noch onszelf toe. Wat mij betreft is het tijd voor een nieuwe coalitie tussen kunst en politiek. <P>Hoe komen we tot zo&#8217;n nieuwe coalitie? <P>De grote vraag is: waar begint en eindigt de verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid van overheid en politiek? <P>Een goede kapstok is de recente verkenning van de Boekmanstichting en het Sociaal en Cultureel Planbureau <EM>Cultuur tussen competentie en competitie.</EM> Andries van den Broek en Jos de Haan bespreken daarin verschillende toekomstscenario&#8217;s. Van een <EM>marginalisering</EM> waarin kunst en cultuur het afleggen tegen banale vormen van vermaak, via een scenario van <EM>consolidering</EM> tot aan een spectaculaire <EM>herwaardering </EM>van de cultuur waarin de kunst de concurrentiestrijd met het vluchtige amusement glansrijk doorstaat. Het opvallende is dat zij sceptisch staan tegenover de mogelijkheden van het overheidsbeleid om de feitelijke ontwikkeling te be&iuml;nvloeden. Maar tegelijk dagen zij beleidsmakers uit om dit te weerspreken. <P>Die uitdaging neemt de Partij van de Arbeid aan. We voelen ons zeer gemotiveerd om de wegen te verkennen &egrave;n in te slaan die tot herwaardering leiden. Een samenleving die rijker wordt en rijk wil blijven zet zich schrap voor een kwaliteitssprong die de materi&euml;le welvaart verbindt met ruimte voor initiatief en creativiteit. Niet primair geleid door de boekhouding van kosten en baten, maar als uitdrukking van een maatschappelijk klimaat waarin kunst als m&eacute;&eacute;r dan franje of luxe wordt gezien. Daarin respecteert en waarborgt de overheid de ruimte voor de autonome ontwikkeling van de kunsten zelf. Zonodig corrigeert zij de markt, bij voorbeeld als het gaat om de boekenprijs. De overheid gaat er vanuit dat een florerend kunstleven waardevol is voor mensen, de samenleving en voor de economie. Maar ze bemoeit zich niet met de kwestie wat die waarde is en hoe die gemeten moet worden. <P>Naast de bescherming van de kunst en de verspreiding ervan is het van grote betekenis dat de overheid de pluriformiteit van de kunstuitoefening waarborgt. Dat raakt niet alleen de kunst zelf, maar ook de individuele keuzevrijheid van de mensen. Dat de vertoning van de film over Ajax in Rotterdam is doorgegaan toont niet alleen hoe het kan, maar vooral hoe het moet. Het onmogelijk maken van zo&#8217;n vertoning is onaanvaardbaar. Zoals het ook onaanvaardbaar is dat een regisseur en acteurs zich gedwongen voelen hun theaterproduktie niet tot uitvoering te brengen. Het is niet alleen een zorg voor regisseur Gerrit Timmers dat &#8216;A&iuml;sja en de vrouwen van Medina&#8217; van het programma Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 moest worden gehaald. Het gaat ons allemaal aan. De politieke democratie dient deze vrijheid te waarborgen. Het ligt in de rede dat het kabinet deze gang van zaken niet alleen voor kennisgeving aanneemt. <P>Ik hoor u al denken: wanneer komt het verhaal dat de kunst toch vooral de verheffing van het volk moet dienen? Inderdaad: de sociaal-democratie heeft terecht veel nadruk gelegd op de verheffende en educatieve werking van kunst en cultuur. Die ambitie is wat mij betreft niet veranderd, hoogstens de wijze waarop daaraan vorm en inhoud wordt gegeven. Juist in een ge&iuml;ndividualiseerde samenleving heeft kunst een maatschappelijke schakelfunctie. Kunst toont niet alleen de waarde van schoonheid, maar brengt ook een dieper inzicht in de wereld om ons heen. Oefent kritiek uit. Stelt het vanzelfsprekende ter discussie. Verhevigt de realiteit. Loopt op ontwikkelingen vooruit. De kunst die we zo verstaan gaat allianties aan om steeds grotere groepen mensen hiermee kennis te laten maken, eraan te laten deelnemen. Die kunst moet weer kind aan huis zijn in scholen die opvoeden in meer dan de materie alleen. <P>Als ik nu zou ophouden zou dat vrijblijvend zijn. Dat wil ik niet. Bovendien ligt dat niet in m&#8217;n aard. Mag ik u wat suggesties voorleggen? <P>Laten wij afscheid nemen van de huidige vierjaarlijkse molensteen van de Cultuurnota. Wij moeten op zoek gaan naar een nieuwe culturele infrastructuur. Daarin past minder bureaucratie en een scheiding van verantwoordelijkheden in de toekenning van overheidsmiddelen. Meervoudige beoordeling van dezelfde kunstinstelling door Rijk en Regionale overheid dient te verdwijnen. Beoordeling op grond van kwaliteit en op grond van bereik worden uit elkaar gehaald. <P>Scheiding van verantwoordelijkheden betekent dat in het algemeen over subsidie wordt beslist op de plek waar de kunstinstelling cultureel is ingebed. Financiering door verschillende overheden moet in beginsel worden vermeden. Dat maakt het ook beter mogelijk waar dat nodig is te onderscheiden naar kwaliteit en bereik. Zoals de vraag of een op de jeugd gericht gezelschap een creatieve relatie met de scholen onderhoudt. Of een &#8216;eigen&#8217; bespeler voor de stadsschouwburg gewenst is. Of er sprake is van een gezelschap dat een eigen publiek aan zich gebonden heeft. <P>Dit sluit ook beter aan op het nu wel eens verwaarloosde feit dat gemeenten en provincies samen twee keer zoveel geld uitgeven aan cultuur als de rijksoverheid. <P>Op dat niveau moeten particulieren meer worden uitgedaagd in de kunst te investeren. Dat is de reden waarom ik de regering heb uitgenodigd met fiscale voorstellen te komen waardoor dit aantrekkelijk wordt. <P>In deze opzet is het Rijk verantwoordelijk voor de subsidi&euml;ring van een beperkt aantal musea, ensembles en gezelschappen die beoordeeld worden op kwaliteit, continu&iuml;teit en internationale betekenis. Daarnaast wordt het een belangrijke taak van de overheid om het internationale cultuurbeleid op te waarderen. Niet alleen moet cultuur een exportproduct zijn, er is ook de enorme uitdaging om meer te gaan doen met het multiculturele aspect van onze westerse samenleving. Op dat punt kan een min of meer natuurlijke internationale uitwisseling op het hoogste niveau van de kunsten en culturen tot stand worden gebracht. In de wisselwerking met bijvoorbeeld de herkomstlanden liggen enorme kansen die ook de waarde van onze cultuur kunnen verhogen. <P>De Raad voor Cultuur, die Knecht van Twee Meesters die tegelijk de advisering en de verdeling wil dienen, wordt in een ander pak gehesen. In een andere culturele infrastructuur kan de Raad zich richten op het vervullen van een zuivere adviesrol voor regering en parlement over het cultuurbeleid. Daarbij gaat het om de toereikendheid van de culturele infrastructuur zelf en de kwalitatieve ontwikkeling van afzonderlijke kunstsectoren. <P>In een nieuwe opzet van onze culturele infrastructuur zullen er altijd instellingen en activiteiten zijn die niet onder te brengen zijn in landsdelen en grote gemeenten. Het gaat dan om activiteiten van nationale en internationale betekenis. Wij kunnen hierbij denken aan de grote festivals en kunstmanifestaties. Maar ook aan bijzondere producties die het reguliere werk van een instelling overstijgen. Daarvoor zal altijd een eigen geldstroom moeten bestaan. De vraag is echter of de Rijksoverheid hier bij de verdeling van het geld de hoofdrol moet blijven spelen. Er zou dan ook een zelfstandig Fonds voor de Kunst moeten komen of de bestaande sectorfondsen zouden hiervoor verantwoordelijk moeten worden. Voorop staat dat het hier moet gaan om activiteiten die van nationale en internationale betekenis zijn. <P>Nieuwe initiatieven, nieuwe media, het nieuwe Europa en ook nog hier en daar flink verouderde arbeidsvoorwaarden zijn even zovele redenen voor een krachtig slotakkoord aan deze monoloog van Hoop en Verlangen. Als we erin slagen in de nieuwe coalitie tussen kunst en politiek het fundament te leggen voor een lang en gelukkig cultuurleven dan moet er ook een politieke meerderheid te vinden zij voor het geleidelijk bereiken van een duurzaam niveau van 1% van de rijksuitgaven voor cultuur. Samen met Thom de Graaf heb ik hierover een motie ingediend. <P>Bij deze gelegenheid wil ik U allen graag danken voor de overstelpende wijze waarop is blijk gegeven van de vreugde hierover en de genegenheid die daaruit is opgebloeid voor het enige theater dat wordt gesubsidieerd zonder dat entreegeld wordt geheven. U blijft daar dus van harte welkom met uw opbouwende suggesties, in het vertrouwen op een gelukkig nieuwjaar voor allen die de coalitie van kunst en politiek een warm hart toedragen. <BR><BR><P align="Right"><B>Ad Melkert</B><BR>Ad Melkert is Fractievoorzitter van de PvdA in de Tweede Kamer.</P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/op-weg-naar-een-nieuwe-coalitie-tussen-kunst-en-politiek#comments Buitenmoosers Mon, 08 Jan 2001 23:00:00 +0000 Moose 8865 at http://www.moose.nl "Kom naar me toe - Dood"; over de Ajax van Ola Mafaalani http://www.moose.nl/theaterpraat/kom-naar-me-toe-dood-over-de-ajax-van-ola-mafaalani <p><P><B>&#8216;Ajax&#8217; van Sophokles is een tragedie over de zelfmoord van een generaal, en over zijn uitgestelde begrafenis. Ola Mafaalani maakte er een voorstelling van met een publiek debat. Over het geweten en de wetten.</B></P><P>De oorlog is voorbij en de meest gevreesde vechtersbaas, generaal Ajax, eist de wapens op van de meest gevreesde Trojaanse koningszoon, de gedode Achilles. Een raadpleging onder de Griekse generaals &#8216;onterft&#8217; Ajax echter van waar hij recht op meende te hebben: Achilles&#8217; wapens worden aan Odysseus toegewezen. In een dronken roes begint Ajax zijn collega-generaals nog meer te haten dan de gewezen tegenstanders uit de Trojaanse oorlog. Hij zoekt hun nachtelijke dood. Maar de godin Athena slaat hem met blindheid. In plaats van de gehate Atridenzonen doodt Ajax een kudde buitgemaakte schapen en hun herders. Ontwaakt uit zijn blindheid staat hij voor gek. Waar hij dacht Atreus&#8217; zonen, Agamemnon en Menelaos, langzaam dood te martelen, treft hij een paar bloedende schapen in zijn tent aan. Ajax&#8217; woede keert zich nu tegen zichzelf: om aan de spotlust van zijn omgeving en de hoon van zijn legendarische vader, de bejaarde Telamoon, te ontsnappen, stort hij zich in zijn eigen zwaard. </P><P>Na zijn zelfmoord is Ajax&#8217; tragedie nog niet voorbij: de Griekse veldheren weigeren hem te begraven, de haatdragende Menelaos voorop. Op voorspraak van nota bene Odysseus, zijn grootste rivaal, krijgt Ajax alsnog een eervolle begrafenis. Sophokles maakt van Ajax een onafhankelijk mens, geen denker, een doener. Hij wil niet alleen sterk zijn in zichzelf, maar ook van zichzelf, hij is niemands bezit, zeker niet dat van de goden. Daar zit de kiem van de afkeer die de godin Athena van Ajax heeft: die eist nederigheid van de stervelingen, een nederigheid die Ajax niet kan en ook niet wil opbrengen. De blindheid waarmee zij hem slaat is haar wraak. Na die gedane arbeid verdwijnt zij ook weer, in het tweede deel van &#8216;Ajax&#8217;, de rechtszaak omtrent Ajax&#8217; begrafenis, komt Athena niet meer voor. De hufters beneden zoeken het zelf maar uit.</P><P>Het meest hartverscheurend in Ajax zijn de sc&egrave;nes met Ajax&#8217; vrouw Tekmessa en hun jonge zoon, Eurysakes, een zwijgende rol die in de meeste uitvoeringen (ook in die van Ivo van Hove uit 1991) wordt weggelaten. Hun optreden neemt iets van Ajax&#8217; woede weg, hun aanblik maakt hem zacht, zacht genoeg om afscheid van hen te nemen; &#8220;Er is &eacute;&eacute;n ding dat ik je nu benijd / jij weet nog niet wat lijden is. Het leven / is een feest zolang je niets beseft - totdat / je het verschil leert tussen vreugde en / verdriet. Wanneer het zover is moet je / de vijand tonen dat je de gelijke / van je vader bent. Intussen moet je / spelen in de wind - en groeien want dat maakt / je moeder blij. Ik weet dat niemand - niemand / van de Grieken je vernedert - ook al / ben ik weg.&#8221; Alleen, &#8220;bij de zee&#8221; schrijft Sophokles voor, neemt Ajax afscheid van het leven en van Tekmessa: &#8220;Arme vrouw - als zij het nieuws verneemt - dan huilt / ze dat de hele stad het hoort. Voor mij heeft huilen / nu geen zin meer. Ik moet handelen - en snel. / Kom naar me toe - Dood. Kijk me aan. Met jou kan / ik nog praten als we samen ginder zijn.&#8221;</P><P>Ola Mafaalani, die vier jaar met Ajax rondliep voor ze het stuk ging ensceneren (als coproduktie van het &#8216;regisseurshuis&#8217; FACT in Rotterdam en Theater aan het Spui in Den Haag), haalt de hartverscheurendheid van deze sc&egrave;nes niet uit verstilling, maar uit grof en effecief theatergeweld.</P><P>Ko van den Bosch (Ajax), die de woede van de titelheld verbeeldde door de papieren toneelvloer eerst wild met verf te besmeuren en de lappen vervolgens aan touwen op te hijsen, als gevilde dierenlijken in een slachthuis, drukt zijn vrouw Tekmessa (Malou Gorter) en zijn zoon Eurysakes (Jamel Hanacki) weinig zachtzinnig (en ondertussen veel verfvlekken afgevend) tegen zich aan, gooit ze met dezelfde kracht weer van zich af. De verwoestende power van deze sc&egrave;ne maakt de teksten goeddeels onverstaanbaar (wat ik jammer vind), maar werkt toe naar een even simpel als prachtig beeld: Ajax drukt zijn vrouw bijna plat, Eurysakes bungelt er aan de rug van zijn enorme vader als een hulpeloos wezentje bij, met in de ogen de wilde blik van angst (jonge puber die zijn vader voor de eerste keer stomdronken meemaakt) en van verlangen om er in godesnaam bij te horen, bij te komen.</P><P>De fors aangezette stijlmiddelen irriteerden mij aanvankelijk, maar zodra je als toeschouwer begint te merken waar Ola Mafaalani en haar spelers je willen hebben (niks alles snappen, niks alles horen - je zult godverdomme meemaken wat hier gebeurt!), dan grijpen ze je wel krachtig bij de strot. Dat pesterige spel van een hoge irritatiegraad naar keelsnoerend mooie hoogtepunten, werkt hier in ieder geval wel. Dit in tegenstelling tot de manier waarop Mafaalani het koor (in deze tragedie: matrozen uit Salamis) &#8216;oplost&#8217;. Het kan zijn dat je die tragediekoren onneembare barri&egrave;res vindt (wat ik me kan voorstellen) of voor de dramatische handeling overbodige rommel (wat pertinent onjuist is), maar laat in ieder geval zien dat je over het &#8216;probleem&#8217; van de koorzangen langer dan zes seconden hebt nagedacht, of schrap ze. D&eacute;ze oplossing, van twee toffe alles-kits-achter-de-rits gozers, die wat in een microfoon mompelen en zingzeggen, en verder een leuk moppie voor zich heen saxofonen of synthesizeren, is helemaal niks, een gewild en gemakzuchtig Fremdk&ouml;rper, met althans bij deze kijker voornamelijk irritatie als resultaat.</P> <P>Nadat Ajax zich, losjes vanuit de pols, naar de andere wereld heeft geschoten, verandert de toon van de voorstelling direct en ingrijpend. De waterverf wordt weggedoucht, de kleding ververst, de theateromgeving verzakelijkt. Op de canap&eacute; van Athena, hoog boven het speelvlak, neemt plaats: Noraly Beyer, nieuwslezeres van het NOS-journaal, hier in functie van rechter-van-dienst. De te behandelen kwestie wordt door haar nuchter gepresenteerd: aan de orde is de vraag of het lichaam van Ajax wordt begraven, wat betekent dat hij deel blijft van onze geschiedenis, of wegrot uit ons collectieve geheugen? Scherper gesteld: is vergiffenis mogelijk? Als jury wordt door haar een vijfentwintigtal mensen uit het publiek ge&iuml;nstalleerd, zij die (vrijwillig) hebben gekozen voor de &#8216;adventure seats&#8217; aan weerszijden van het speelvlak. De pleiters v&oacute;&oacute;r en t&eacute;gen drentelen voor de twee jurytribunes heen en weer, en nemen niet zelden ook ons in vertrouwen. Rechter Noraly Beyer corrigeert op grof taalgebruik, onevenwichtige be&iuml;nvloeding van de jury, en slechts een enkele keer schiet ze uit haar slof (&#8220;U irriteert mij&#8221;).</P> <P>Dit tweede deel van de voorstelling &#8216;Ajax&#8217; - aan Sophokles&#8217; origineel schatplichtig en uiteindelijk door Ko van den Bosch uitgeschreven - lijkt aanvankelijk een sinecure, maar de gewisselde argumenten tillen het probleem (begraven of niet begraven) vrij snel uit boven de anekdotiek. Dat is vooral te danken aan het venijnige redenaarstalent van Frank Lammers (in deel een van de voorstelling nog een verveeld-wulpse Athena, nu in de rol van de haatdragende Menelaos), en de milde ironie van Sam Bogaerts (Odysseus). Wanneer de jury is weggeleid voor intern beraad, moeten vooral die twee ons wachten op de uitspraak de moeite waard maken. Ze zijn daarin op hun mooist als ze het gestuntel, wat wachten in een theaterzaal altijd zal blijven, niet met flauwekul opfrissen, maar &eacute;cht wachten laten zijn, inclusief het nonchalant uitwisselen van een paar onverwachte subteksten en commentaren bij hun eigen publieke pleidooien van daarnet.</P><P>Dat de jury-uitspraak in verreweg de meeste van de ruim twaalf voorstellingen die na de premi&egrave;re van &#8216;Ajax&#8217; nog &#8216;op de rol&#8217; staan, niet echt zal verrassen, doet minder ter zake dan het feit dat de wijze waarop dit tweede deel is ge&euml;nsceneerd, een daadwerkelijke spanning oproept: er lijkt echt iets wezenlijks op het spel te staan, en die ogenschijnlijk eenvoudige vraag waartoe Noraly Beyer de kwestie terugbrengt - is er vergiffenis mogelijk, spreekt er nog geweten uit onze wetten? - is zo gek nog niet. </P><P>En Ajax zelf? Uit Homeros&#8217; &#8216;Odyssee&#8217; weten we dat het Odysseus gegeven was om de gestorven titelheld zelfs tot in de Hades op te zoeken. Alle doden van de Trojaanse oorlog visten bij hem naar nieuwtjes uit het rijk der stervelingen. Alleen Ajax niet. Hij zweeg. Odysseus was zelfs bereid om de schim van Ajax alsnog de begeerde wapenuitrusting van Achilles te schenken. Ajax weigerde, hij berustte. Zo loopt Ko van den Bosch&#8217; titelheld tijdens de rechtszitting ook rond, nonchalant sigaretten rokend, en af en toe die kalme glimlach op het gezicht, die al sprak uit de laatste woorden waarmee hij van het Licht van de Dag, zijn leven, afscheid nam: &#8220;Je kreeg het laatste / dat Ajax voor je had. Het volgende is / voor de schimmen in de kamers van de dood.&#8221;</P><P>Ajax is een indrukwekkende produktie geworden, die meer voorstellingen verdient dan het schamele dozijn dat het op sterven na dode, want al bijna van de subsidiekaart weggeveegde &#8216;regisseurshuis&#8217; FACT kon programmeren.</P><P align="Right"><B>Loek Zonneveld</B><BR>Loek Zonneveld is theatercriticus van de Groene Amsterdammer.<BR>Geciteerd is uit de vertaling van Johan Boonen. In de voorstelling wordt de vertaling van Gerard Koolschijn gebruikt.<BR><BR>Ajax is nog tot 20 oktober 2000 te zien. Zie de <A href="http://www.uitlijn.nl/agenda/speellijst_pro.cgi?DetId=30936" target="_blank">speellijst</A> voor details.</P><P class="verwijzing">zie ook: Minirecensies: <A href="/inhoud/minirec/voorstelling.php?voorstellingid=322">&#8216;Ajax&#8217;</A><BR>en ook: Kort Nieuws: <A href='/inhoud/nieuws/catch.php?brondatumid=00092802'>VNG, 28/9/00</A><BR>en ook: <A href="/inhoud/meningen/columns/liefhebber/99/03.php">Vera over het Ajax-gevoel</A><BR>en ook: Website Loek Zonneveld: <A href="http://home.planet.nl/~Loek.Zonneveld/" target="_blank">home.planet.nl/~Loek.Zonneveld</A><BR></P></p> http://www.moose.nl/theaterpraat/kom-naar-me-toe-dood-over-de-ajax-van-ola-mafaalani#comments Buitenmoosers Tue, 10 Oct 2000 22:00:00 +0000 Moose 8864 at http://www.moose.nl