Een sprookjesachtige begin. De lieftallige Alice, op rode laarzen en in een paarse dirndl: ‘Ik heb een losse draad gevonden op de plek waar de toekomst zou neerdalen … .’ Maar dat lieftallige sprookje duurt niet lang, al heel snel verandert het in een grimmige nachtmerrie.
Regisseur en bewerker Ko van den Bosch lijkt bevangen door angst over ‘wat er op dit ogenblik in Nederland gebeurt’. Ik vat de redenering van Van den Bosch uit het programmaboekje even samen: Politici van nu exploiteren angst en onzekerheid. Politieke partijen die vroeger fatsoenlijk waren, gaan mee in het heersende egocentrisch pragmatisme. Dat verklaart incidenten als vaders die hun dochters in kelders opsluiten en misbruiken. Heel beangstigend allemaal. Vroeger was alles beter, toen mocht je tenminste nog overal roken.
‘Is dit Wonderland? Of zijn we in Hufterije terechtgekomen waar de mensen in doorzonwoningen wonen aan het Rechte Eind?’
‘Er zijn klootzakken buiten Alice, daarom heb ik je hier gehouden.’
‘Vind je me een lekker wijf?’
‘Nou…’
(harder nu) ‘Vind je me een lekker wijf, papa?’
‘Ik heb je hier gebracht in deze kelder om je een meisje te laten blijven.’
Zijn hink-stap-sprong naar de verkniptheid van Josef Fritzl kan ik niet echt volgen, maar met wat Van den Bosch in deze voorstelling als theatermaker laat zien kan ik wel uit de voeten. En ik heb toch ook gesmuld van de tekst, mede dankzij de vertaling van Nicolaas Matsier natuurlijk. Geen gemakkelijke tekst overigens, en door de woordspelingen voortdurend verrassend. En het acteren? Maartje van de Wetering als Alice is een openbaring. Maar ook Wil van der Meer levert een prima prestatie.