Mijn Slechtste Voorstelling Aller Tijden
Goedenavond mijn naam is Don Duyns, sinds twaalf jaar toneelschrijver en regisseur. De redactie van Moose heeft me gevraagd iets te vertellen over 'slechte voorstellingen', of meer in het algemeen 'slecht toneel'.
Waarom ze juist mij daarvoor gevraagd hebben weet ik niet, al heb ik natuurlijk net als de meeste theatermakers in de afgelopen jaren een redelijk aantal matige tot - in een enkel geval - tamelijk slechte voorstellingen in omloop gebracht, naast een aantal erg goede trouwens.
Mijn eerste voorstelling, getiteld 'De Ziekte die Muzak heet', kreeg in het toen nog bestaande Toneel Theatraal van rapporteur Gerardjan Rijnders zelfs het demotiverende rapportcijfer 'vier', vanwege 'de leuke maillots die de acteurs droegen'. Ach ja, ik kon me al vroeg een onbegrepen genie voelen.
Mijn slechtste voorstelling ooit heb ik zo'n tien jaar geleden in Rotterdam gemaakt en was getiteld: 'Het Station', van de Turkse schrijver Sadik Yemni. Het was een stuk over een aantal op een station gestrande reizigers die met elkaar in gesprek raakten. Mij leek het interessant - en daarin was ik mijn tijd vooruit - om er een echte multicultiproductie van te maken, met een gemengde Turks-Nederlandse cast.
Theoretisch een goed plan, maar in de praktijk niet echt een gelukkige keuze. Van enige chemie tussen de spelers onderling was geen sprake, het decor hielp ook niet echt, ik koos de verkeerde muziekjes, het stuk kwam sowieso niet tot leven en mijn enscenering bestond uit deze twee handelingen: zitten en staan. En staan. En zitten. En staan. En... Nou kan dat heel boeiend zijn, maar dat was het in dit geval zeker niet.
Langzaam maar zeker groeide in het repetitielokaal het knagende besef: ik ben bezig een bar slechte voorstelling te maken, minstens rijp voor een tomaat of vijf, als Moose toen al bestaan had.
De vraag is natuurlijk: waar ging het mis?
Door deze twee zaken. Respect en beleefdheid.
Respect en beleefdheid zijn twee zaken die absoluut niet in het theater thuishoren.
Ik had teveel respect voor de Turkse achtergrond van sommige spelers en de schrijver om te zeggen: dit is klote, of dat moet weg. Ik had teveel respect voor de Nederlandse acteurs om te zeggen: en wat jullie doen is helemaal niks. En ik had teveel respect voor mezelf om te zeggen: Duyns wat je nu aan het doen bent raakt kant nog wal en mist elke vorm van inspiratie en of bevlogenheid.
En ik was te beleefd om op dat moment de beslissing te nemen de voorstelling af te blazen, of alles totaal te veranderen. Want dat had ik moeten doen: de acteurs onder een stel neonbakken zetten en ze die tekst op laten lepelen, dat was stukken beter geweest dan mijn quasi-naturalistische poging om het stuk tot leven te wekken.
Maar nee, ik deed niks, ik werkte gestaag door aan mijn ondergang. Vanuit de gedachte: de mensen rekenen op me. Ik zou dit stuk ensceneren en dat doe ik dan ook. Ik heb het geweten.
Na afloop: doodse stilte.
Ja, wel een applaus, zo lauw als maar kan, maar doodse stilte in de foyer. Of er een schip gezonken was.
Wat een kutgevoel.
Niemand houdt van je, niemand biedt je wat te drinken aan, je bent in anderhalf uur een melaatse, een paria geworden. En zelfs de recensent blijkt het zo slecht te hebben gevonden dat hij niet meer schrijft. En dat is de ultieme vernedering. Als zelfs de pers je in de steek laat.
Sindsdien heb ik geleerd de symptomen van een slechte voorstelling vroegtijdig te signaleren en - zo mogelijk - te bestrijden. Het moment dat ik nu in een repetitielokaal denk: ik vind het niet leuk, maar misschien het publiek wel, weet ik dat ik fout zit. Ik moet het leuk vinden. Of leuk, goed.
Ik moet het mooi, prachtig weet ik wat vinden, maar niet saai. Als ik me in het repetitielokaal al verveel, dan wordt dat uiteindelijk op het toneel nog duizend keer erger.
Want dan wordt toneel beleefd. En op dat moment moet je maatregelen nemen. Moet het concept op de helling. Moet je de kostuums weggooien. Het lichtplan vervangen door 1 horizonbak. Flink knippen in de tekst. Dat soort dingen.
En als je dan alsnog een slechte voorstelling maakt, heb je het in elk geval geprobeerd. En bovendien: er is een troost: je kunt altijd nog de Gouden Tomaat winnen.