Oud Archief

BuitenMoosers

"Kom naar me toe - Dood"

'Ajax' van Sophokles is een tragedie over de zelfmoord van een generaal, en over zijn uitgestelde begrafenis. Ola Mafaalani maakte er een voorstelling van met een publiek debat. Over het geweten en de wetten.

De oorlog is voorbij en de meest gevreesde vechtersbaas, generaal Ajax, eist de wapens op van de meest gevreesde Trojaanse koningszoon, de gedode Achilles. Een raadpleging onder de Griekse generaals 'onterft' Ajax echter van waar hij recht op meende te hebben: Achilles' wapens worden aan Odysseus toegewezen. In een dronken roes begint Ajax zijn collega-generaals nog meer te haten dan de gewezen tegenstanders uit de Trojaanse oorlog. Hij zoekt hun nachtelijke dood. Maar de godin Athena slaat hem met blindheid. In plaats van de gehate Atridenzonen doodt Ajax een kudde buitgemaakte schapen en hun herders. Ontwaakt uit zijn blindheid staat hij voor gek. Waar hij dacht Atreus' zonen, Agamemnon en Menelaos, langzaam dood te martelen, treft hij een paar bloedende schapen in zijn tent aan. Ajax' woede keert zich nu tegen zichzelf: om aan de spotlust van zijn omgeving en de hoon van zijn legendarische vader, de bejaarde Telamoon, te ontsnappen, stort hij zich in zijn eigen zwaard.

Na zijn zelfmoord is Ajax' tragedie nog niet voorbij: de Griekse veldheren weigeren hem te begraven, de haatdragende Menelaos voorop. Op voorspraak van nota bene Odysseus, zijn grootste rivaal, krijgt Ajax alsnog een eervolle begrafenis. Sophokles maakt van Ajax een onafhankelijk mens, geen denker, een doener. Hij wil niet alleen sterk zijn in zichzelf, maar ook van zichzelf, hij is niemands bezit, zeker niet dat van de goden. Daar zit de kiem van de afkeer die de godin Athena van Ajax heeft: die eist nederigheid van de stervelingen, een nederigheid die Ajax niet kan en ook niet wil opbrengen. De blindheid waarmee zij hem slaat is haar wraak. Na die gedane arbeid verdwijnt zij ook weer, in het tweede deel van 'Ajax', de rechtszaak omtrent Ajax' begrafenis, komt Athena niet meer voor. De hufters beneden zoeken het zelf maar uit.

Het meest hartverscheurend in Ajax zijn de scènes met Ajax' vrouw Tekmessa en hun jonge zoon, Eurysakes, een zwijgende rol die in de meeste uitvoeringen (ook in die van Ivo van Hove uit 1991) wordt weggelaten. Hun optreden neemt iets van Ajax' woede weg, hun aanblik maakt hem zacht, zacht genoeg om afscheid van hen te nemen; "Er is één ding dat ik je nu benijd / jij weet nog niet wat lijden is. Het leven / is een feest zolang je niets beseft - totdat / je het verschil leert tussen vreugde en / verdriet. Wanneer het zover is moet je / de vijand tonen dat je de gelijke / van je vader bent. Intussen moet je / spelen in de wind - en groeien want dat maakt / je moeder blij. Ik weet dat niemand - niemand / van de Grieken je vernedert - ook al / ben ik weg." Alleen, "bij de zee" schrijft Sophokles voor, neemt Ajax afscheid van het leven en van Tekmessa: "Arme vrouw - als zij het nieuws verneemt - dan huilt / ze dat de hele stad het hoort. Voor mij heeft huilen / nu geen zin meer. Ik moet handelen - en snel. / Kom naar me toe - Dood. Kijk me aan. Met jou kan / ik nog praten als we samen ginder zijn."

Ola Mafaalani, die vier jaar met Ajax rondliep voor ze het stuk ging ensceneren (als coproduktie van het 'regisseurshuis' FACT in Rotterdam en Theater aan het Spui in Den Haag), haalt de hartverscheurendheid van deze scènes niet uit verstilling, maar uit grof en effecief theatergeweld.

Ko van den Bosch (Ajax), die de woede van de titelheld verbeeldde door de papieren toneelvloer eerst wild met verf te besmeuren en de lappen vervolgens aan touwen op te hijsen, als gevilde dierenlijken in een slachthuis, drukt zijn vrouw Tekmessa (Malou Gorter) en zijn zoon Eurysakes (Jamel Hanacki) weinig zachtzinnig (en ondertussen veel verfvlekken afgevend) tegen zich aan, gooit ze met dezelfde kracht weer van zich af. De verwoestende power van deze scène maakt de teksten goeddeels onverstaanbaar (wat ik jammer vind), maar werkt toe naar een even simpel als prachtig beeld: Ajax drukt zijn vrouw bijna plat, Eurysakes bungelt er aan de rug van zijn enorme vader als een hulpeloos wezentje bij, met in de ogen de wilde blik van angst (jonge puber die zijn vader voor de eerste keer stomdronken meemaakt) en van verlangen om er in godesnaam bij te horen, bij te komen.

De fors aangezette stijlmiddelen irriteerden mij aanvankelijk, maar zodra je als toeschouwer begint te merken waar Ola Mafaalani en haar spelers je willen hebben (niks alles snappen, niks alles horen - je zult godverdomme meemaken wat hier gebeurt!), dan grijpen ze je wel krachtig bij de strot. Dat pesterige spel van een hoge irritatiegraad naar keelsnoerend mooie hoogtepunten, werkt hier in ieder geval wel. Dit in tegenstelling tot de manier waarop Mafaalani het koor (in deze tragedie: matrozen uit Salamis) 'oplost'. Het kan zijn dat je die tragediekoren onneembare barrières vindt (wat ik me kan voorstellen) of voor de dramatische handeling overbodige rommel (wat pertinent onjuist is), maar laat in ieder geval zien dat je over het 'probleem' van de koorzangen langer dan zes seconden hebt nagedacht, of schrap ze. Déze oplossing, van twee toffe alles-kits-achter-de-rits gozers, die wat in een microfoon mompelen en zingzeggen, en verder een leuk moppie voor zich heen saxofonen of synthesizeren, is helemaal niks, een gewild en gemakzuchtig Fremdkörper, met althans bij deze kijker voornamelijk irritatie als resultaat.

Nadat Ajax zich, losjes vanuit de pols, naar de andere wereld heeft geschoten, verandert de toon van de voorstelling direct en ingrijpend. De waterverf wordt weggedoucht, de kleding ververst, de theateromgeving verzakelijkt. Op de canapé van Athena, hoog boven het speelvlak, neemt plaats: Noraly Beyer, nieuwslezeres van het NOS-journaal, hier in functie van rechter-van-dienst. De te behandelen kwestie wordt door haar nuchter gepresenteerd: aan de orde is de vraag of het lichaam van Ajax wordt begraven, wat betekent dat hij deel blijft van onze geschiedenis, of wegrot uit ons collectieve geheugen? Scherper gesteld: is vergiffenis mogelijk? Als jury wordt door haar een vijfentwintigtal mensen uit het publiek geïnstalleerd, zij die (vrijwillig) hebben gekozen voor de 'adventure seats' aan weerszijden van het speelvlak. De pleiters vóór en tégen drentelen voor de twee jurytribunes heen en weer, en nemen niet zelden ook ons in vertrouwen. Rechter Noraly Beyer corrigeert op grof taalgebruik, onevenwichtige beïnvloeding van de jury, en slechts een enkele keer schiet ze uit haar slof ("U irriteert mij").

Dit tweede deel van de voorstelling 'Ajax' - aan Sophokles' origineel schatplichtig en uiteindelijk door Ko van den Bosch uitgeschreven - lijkt aanvankelijk een sinecure, maar de gewisselde argumenten tillen het probleem (begraven of niet begraven) vrij snel uit boven de anekdotiek. Dat is vooral te danken aan het venijnige redenaarstalent van Frank Lammers (in deel een van de voorstelling nog een verveeld-wulpse Athena, nu in de rol van de haatdragende Menelaos), en de milde ironie van Sam Bogaerts (Odysseus). Wanneer de jury is weggeleid voor intern beraad, moeten vooral die twee ons wachten op de uitspraak de moeite waard maken. Ze zijn daarin op hun mooist als ze het gestuntel, wat wachten in een theaterzaal altijd zal blijven, niet met flauwekul opfrissen, maar écht wachten laten zijn, inclusief het nonchalant uitwisselen van een paar onverwachte subteksten en commentaren bij hun eigen publieke pleidooien van daarnet.

Dat de jury-uitspraak in verreweg de meeste van de ruim twaalf voorstellingen die na de première van 'Ajax' nog 'op de rol' staan, niet echt zal verrassen, doet minder ter zake dan het feit dat de wijze waarop dit tweede deel is geënsceneerd, een daadwerkelijke spanning oproept: er lijkt echt iets wezenlijks op het spel te staan, en die ogenschijnlijk eenvoudige vraag waartoe Noraly Beyer de kwestie terugbrengt - is er vergiffenis mogelijk, spreekt er nog geweten uit onze wetten? - is zo gek nog niet.

En Ajax zelf? Uit Homeros' 'Odyssee' weten we dat het Odysseus gegeven was om de gestorven titelheld zelfs tot in de Hades op te zoeken. Alle doden van de Trojaanse oorlog visten bij hem naar nieuwtjes uit het rijk der stervelingen. Alleen Ajax niet. Hij zweeg. Odysseus was zelfs bereid om de schim van Ajax alsnog de begeerde wapenuitrusting van Achilles te schenken. Ajax weigerde, hij berustte. Zo loopt Ko van den Bosch' titelheld tijdens de rechtszitting ook rond, nonchalant sigaretten rokend, en af en toe die kalme glimlach op het gezicht, die al sprak uit de laatste woorden waarmee hij van het Licht van de Dag, zijn leven, afscheid nam: "Je kreeg het laatste / dat Ajax voor je had. Het volgende is / voor de schimmen in de kamers van de dood."

Ajax is een indrukwekkende produktie geworden, die meer voorstellingen verdient dan het schamele dozijn dat het op sterven na dode, want al bijna van de subsidiekaart weggeveegde 'regisseurshuis' FACT kon programmeren.

Loek Zonneveld
Loek Zonneveld is theatercriticus van de Groene Amsterdammer.
Geciteerd is uit de vertaling van Johan Boonen. In de voorstelling wordt de vertaling van Gerard Koolschijn gebruikt.

Ajax is nog tot 20 oktober 2000 te zien. Zie de speellijst voor details.

zie ook: Minirecensies: 'Ajax'
en ook: Kort Nieuws: VNG, 28/9/00
en ook: Vera over het Ajax-gevoel
en ook: Website Loek Zonneveld: home.planet.nl/~Loek.Zonneveld

praat mee

schrijf een mini