Het mes van de guillotine
Er moet gesnoeid worden. Het mes moet er in. Zonder valbijl dreigt de stilstand. De media puilden de afgelopen week uit van scherpe metaforen van botte mensen. Oorzaak vormde het advies van de Raad voor Cultuur. In zijn 17-delige boekwerk 'Van de schaarste ende overvloed' valt te lezen welke cultuurinstellingen en kunstenaars de komende vier jaar rijkssubsidie verdienen en welke niet. Het 'betere snijwerk' vindt plaats in de podiumkunsten en in de muziek. Drie orkesten sneuvelen en middelgrote toneelgezelschappen als Orkater, Maatschappij Discordia en Carroussel moeten het veld ruimen. Of zoals het eufemistisch heet: ruimte geven aan nieuw talent.
'Jong voor oud' is een beleidsprioriteit van staatssecretaris Van der Ploeg. Maar ook van de Raad voor Cultuur. Hoewel de raad vraagtekens stelt bij het gemak waarmee de staatssecretaris dit verkondigt, schrijft hij hetzelfde, zij het in meer bedekte termen: 'vergaande keuzen zijn gemaakt om ruimte te creëren voor dynamiek, vernieuwing en voor een kwaliteitsimpuls in de vorm van nieuwe initiatieven.' Als 'jonge' theatermaker (33) die een positief advies in de wacht heeft gesleept, vind ik het geroep door pers en politiek dat bloed moet vloeien zodat jong talent kan bloeien, onacceptabel. Bovendien werkt het toneelgezelschap waarvan ik deel uitmaak, 't Barre Land, samen met Orkater en Maatschappij Discordia, dus hoe zouden wij het mes van de guillotine kunnen zijn? De een zijn dood, de ander zijn brood, is niet óns credo maar de simplistische logica van de politiek.
De kwaliteitsimpuls waarvan de Raad rept, gaat voor een aantal nieuwkomers niet op. De financiële waardering van hun aanvragen is matig. Sommigen krijgen de helft ( o.a. 't Barre Land, Het Syndicaat, Carina Molier, ZEP), anderen slechts een derde (Het Filiaal, Laagland, Het Waterhuis, B&D). Interessant om te zien is dat onder hen, op één uitzondering na, niemand meer dan vijf ton geadviseerd heeft gekregen. De aanvragen onder dat bedrag zijn redelijk gehonoreerd, maar in de budgetten van de iets omvangrijker gezelschappen is flink gesneden.
Blijkbaar heerst er consensus dat vier ton een mooi bedrag is voor een beginner. Alleen: het zijn geen beginners en de meesten werken al jaren met een omzet van vijf ton of meer. Zij hebben zich de afgelopen jaren door het sprokkelen van projectsubsidies en eindeloos schrapen tot uiterst creatieve ondernemers ontwikkeld en moeten nu een flinke stap terugdoen. Neem een jongerengezelschap als Het Syndicaat. Dat heeft bijna zeven ton nodig om naar behoren te functioneren. De vraag naar hun werk is zo groot dat ze de voorstellingen niet aangesleept krijgen. Zij moeten het de komende vier jaar met de helft rooien. De Raad is vol lof over hun werk maar meent dat Het Syndicaat slechts anderhalve (sic) voorstelling per jaar moet maken. Men vreest overproductie.
Waarom is de Raad zo bevoogdend? Waarom zou hij dicteren hoeveel toneelvoorstellingen er gemaakt mogen worden? Kan het publiek niet zelf kiezen, of de theaterprogrammeur? Uit de goedgevulde schappen in de supermarkt met duizend en één soorten yoghurt weet ik inmiddels wel de lekkerste te kiezen. En als de vrees bestaat voor teveel toneel waarom dan niet de helft van de aanvragers honoreren en ze daadwerkelijk de kans bieden hun werk goed uit te bouwen? Waarom dit schot hagel? Met daarbij het risico dat na nog eens vier jaar werken met minimale budgetten, vaak het halve jaar in de uitkering, de nieuwkomers afgevoerd moeten worden of halverwege burnt out zijn. Is dat de definitie van dynamiek?
Zorgwekkend is dat de meeste nieuwkomers realistische begrotingen hebben ingediend omdat het dubbele er bij bluffen volstrekt ongeloofwaardig zou zijn en hun kans zou verkleinen. Dat van het benodigde budget van de dertien 'nieuwe' toneelgezelschappen een derde (twee miljoen) aan de kaasschaaf is blijven hangen, is een groot probleem. Nog moeilijker wordt het voor de zes nieuwe jeugdtheatergezelschappen. Zij vroegen samen bijna vier miljoen aan en slechts anderhalf is gehonoreerd.
De projectsubsidies van fondsen waarmee iedereen de afgelopen jaren heeft gewerkt, kunnen niet meer aangevraagd worden door groepen die eenmaal in het bezit zijn van structureel geld. De Raad voor Cultuur wil dat de fondsen hun beleid in dit opzicht wijzigen, maar waarom neemt hij de verantwoordelijkheid daar zelf niet voor? Waarom het Fonds voor de Podiumkunsten zes en een half miljoen extra geven als alleen al van de helft van dat bedrag veel nieuwkomers in het theater volledig gehonoreerd kunnen worden?
Gebrek aan vertrouwen in de kwaliteit is niet de oorzaak. Het eindeloze 'jong voor oud' geroep is dat wel. Dertigers en veertigers blijven eeuwig jong en mogen in hun handen klappen als ze het budget van een net afgestudeerde krijgen. Het steeds weer twee maten te klein subsidiëren en nooit op de groei, dat kan de Raad toch niet bedoelen met een kwaliteitsimpuls?
Ellen Walraven
Ellen Walraven is als theatermaker verbonden aan 't Barre Land
zie ook: Kort Nieuws: VNG, 15/5/00
en ook: Buiten de boot of in de prijzen
en ook: Dossier Cultuurnota