Maxirecensie 'Elckerlyc'
Tijdens de Regiedagen zal een team van drie theaterwetenschapstudenten zich voor Moose wijden aan recensies van de afstudeervoorstellingen. Ditmaal: Tom Helmer over Karina Kroft's 'Elckerlyc' (gezien: 23/6/02).
Herkenbare zonden
We worden opgewacht door Elckerlyc (Nard Verdonschot) die als een ridder een dame met een witte lange jurk in zijn armen draagt. Maar zijn wanhopige grimas verraadt dat zijn armen haar niet lang meer kunnen houden en als het zaallicht dooft, legt hij haar voorzichtig neer, strekt zich teder over haar en begint haar geheel vanuit zijn hart te bewenen. Later blijkt deze levenloze dame (Karina Smulders) zijn deugd geweest te zijn.
Nu komen drie dames (Aafke Buringh, Tina de Bruin, Anna Rottier) op door de middelste opening van het grote rode gordijn dat direct achter het tafereel hangt. Ze zien eruit alsof ze in Brecht's 'Driestuiveropera', of 'Mahagonny' gaan spelen: haar opgestoken, gezicht opgemaakt, blote schouders boven halflange, met kant afgewerkte jurken en een brandende sigaret tussen de vingers (kostuum en toneelbeeld, Lena Haun). Gedrieën spelen ze de Dood die Elckerlyc komt vertellen dat God op hem wacht om de rekening op te maken. De Dood spreekt in verzen en op rijm, maar niet in Middelnederlandse klanken. Elckerlyc antwoordt in hedendaagse spreektaal, en wel dat hij nog niet klaar is om te sterven omdat hij in zonde geleefd heeft en eerst op aarde nog boete wil doen. Maar met de Dood valt niet te twisten; één dag respijt krijgt Elckerlyc slechts om nog met zijn naasten te spreken.
Deze tijd gebruikt hij om in zijn omgeving te vragen wie hem vergezelt op zijn pelgrimstocht waarvan je niet meer terugkeert. De eerste, het Gezelschap, vertegenwoordigd door één van de dames die ook de Dood speelde, vertoont de minste compassie, ook na smeekbedes en houdt vol dat hun vriendschap niet tot zo'n reis verplicht. Elckerlycs' Maghe, Neve en zijn Goet (goud) willen in de volgende scènes evenmin mee. Luchtig gespeelde verbijstering en angst is nu Verdonschot's eerste fase in zijn mooie ontwikkeling van levensgenieter tot devote boeteling. Al de andere figuren waarmee Elckerlyc nog mee komt te spreken, worden afwisselend gebracht door de drie die eerst de Dood speelden. Ze hebben veel loopjes door het lege decor en spreken bijna melig hun gepaard rijmende teksten. Maar de Deugd, die Karina Smulders helemaal voor zichzelf heeft, wordt door haar scherpte en felheid een wijze en strijdbare kracht.
Haar gewaad steekt wit en vroom af tegen de kostumering van de anderen die door hun constante aanwezigheid de omgeving van Elckerlyc vormen. De omgeving is dus waarschijnlijk even zondig als hijzelf. Het enige verschil is dat híj moet sterven en de anderen niet. Ieder (Elckerlyc betekent Iedereen) leeft met hetzelfde probleem, maar slechts het voorliggende geval is acuut.
De ingekorte tekstbewerking van regisseuse Karina Kroft bespaart vooral op de retoriek en niet op de plot, en zo belandt het spel al vlug bij de crisis. Elckerlyc krijgt penitentie opgelegd, hij moet biechten en zich kastijden. Voorover legt hij zich, aan de voeten van de eerste rij, hij strekt zijn armen, licht valt op hem, we kijken Jezus op de rug. Weer overeind wordt zijn pantalon uitgetrokken. Vanonder wordt hij net zo bloot gemaakt als zijn al naakte bovenlijf. Naar achter wordt hij geleid, hij moet zich wassen in een teil koud water, met prikkende wanten. Nat en naakt loopt hij weer naar voren waar hij, met alleen zijn handen om het geslacht te bedekken, zijn zonden moet opbiechten. Ze zijn niet schokkend, maar het zijn er wel veel. We herkennen ze, ze zijn modern. In de meeste zijn we hem zonder er erg in te hebben al voorgegaan.
De voorstelling blijft vermakelijk, er gebeurt veel, maar ondertussen ontstaan ook onduidelijkheden. Er wordt een hoop symboliek geput uit het katholieke erfgoed met als hoogtepunt een verlaten tafel van Da Vinci's Het Laatste Avondmaal, waarop een overvloed aan voedsel ligt. Maar net als de eerdere verwijzing naar het crucifix, blijft dit zonder kracht omdat het niet te plaatsen is. De dramaturgie scheurt los van de oorspronkelijke tekst maar vind nergens anders vaste grond. In ieder geval houdt al de scholastiek geen gelijke tred met de eenvoud van het verhaal.
De flyer belooft een feestelijke voorstelling over hoe een mens omgaat met een onrechtvaardig doodvonnis. Een dergelijke paradox ligt ook in de keuze voor deze Middelnederlandse tekst en de aandacht die vervolgens uitgaat naar de taal: die wordt geschrapt en gebanaliseerd. Een flinterdun verhaal blijft over en alle zeilen worden bijgezet. Gelukkig nemen ook de twee talentvolle hoofdrolspelers (Verdonschot en Smulders) hun verantwoordelijkheid.
Tom Helmer
zie ook: 'Elckerlyc'
en ook: Minirecensies: 'Elckerlyc'