Maxirecensie 'Mijn Kippenhersentjes'
Tijdens de Regiedagen schrijft theaterwetenschapper Domenico Mertens recensies over de afstudeervoorstellingen. Vandaag deel twee, over 'Mijn Kippenhersentjes' van Marcus Azzini. (21/6/01)
Vroeger was ik beter
Met de première van 'Mijn Kippenhersentjes' zorgde Marcus Azzini, die van Braziliaanse oorsprong is, voor een opvallend Nederlandse voorstelling. Om te beginnen werd speciaal voor zijn afstudeerproductie een toneelstuk geschreven door Ko van den Bosch. Deze acteur, vormgever, artistiek leider en huisschrijver van Alex d'Electrique kan het best omschreven worden als een Nederlandse variant op Werner Schwab; in die zin dat hij als auteur lustig nieuwe woorden tevoorschijn tovert en zorgt voor een ratelende taal vol romantische bombast.
In een bijna Discordiaanse stijl stond Jasper Boeke in een sober decor met bed, nachtkastje en een opgezette hond zijn publiek op te wachten met de herkenbare ik-ga-julllie-allemaal-opeten-blik. Via een zelf te bedienen cassetterecordertje klonk Puccini's 'Madame Butterfly' en al gauw had men door dat de gezwollen dramatiek het komende uur niet ver weg zou zijn. Het stuk ging over een aan inspiratieloosheid leidende theatermaker, die moe van zijn vak lijdt onder de gewelddadige dood van zijn minnaar.
Onder het motto "ik maak theater over het feit dat ik geen theater meer wil maken" creëerde Ko van den Bosch een monoloog, die barstte van de verwijzingen naar het hedendaagse Nederlandse toneel en woordspelletjes. Samen met 'Liefhebber' van Rijnders en 'Theatermaker' van Bernhard zijn het typische fin du siècle werken omtrent het nakende einde van de kunst.
Het probleem met toneelvoorstellingen over theater is vaak dat ze in de eerste plaats zijn gemaakt voor theatermakers zélf en dat ze weinig lijken te zeggen over/aan de man in de straat. Het Nederlandse theater becommentarieert echter graag zijn vaders en het publiek van de Regiedagen wist dan ook clausen als "kent u Hans Man in 't Veld?" en "Pierre Bokma is ook homo" te kunnen appreciëren. Een tweede moeilijkheid is dat theater óver theater als vorm vaak heel erg imploderend werkt; in plaats van binnen een theatrale stijl verder te evolueren duikt het in zichzelf en vervaagt het medium.
Marcus Azzini moet dan ook ten volste opgebokst hebben tegen dit soort problemen in de tekst, die praktisch geen ruimte bood om de regisseur zijn eigen, extra verhaal te laten vertellen. Als jonge, frisse regisseur het artistieke adieu van een collega-theatermaker moeten ensceneren is absoluut geen kinderspel. Zeker niet wanneer een stuk als 'Mijn Kippenhersentjes' zwaar van toon en het onderwerp zo ten einde raad lijkt te zijn geschreven.
Op elk moment waar Van de Bosch' tekst het echter toeliet, slaagde de regie erin de stemming te verlichten door kleine komische intermezzo's zoals de twee mannelijke ballroomdansers, het pietluttige lijmen van een kopje of simpele momenten zoals wanneer de acteur nonchalant op de rug van zijn opgezette hond ging zitten. Een grote voldoende ging voorts naar Jasper Boeke, die zichzelf boven schrijver Van de Bosch wist uit te tillen door er zijn eigen geloofwaardige verhaal van te maken.
De plas gemorste koffie veranderde gaandeweg in het bloed van de minnaar. Het personage zag langzaam in dat hij zijn naasten enkel voor de kunst gebruikt had. Het kopje dat herhaaldelijk brak en uiteindelijk niet meer te lijmen viel. Inhoudsstrategie die niet meer van interessante inhoud gebruik kon maken. Veel navelstaarderij en eindigend met de conclusie dat het personage nog enkel uitkijkt naar de rol van een dodelijk verwond slachtoffer in een nabijgelegen steegje. Het leverde vooral een asgrauwe tekst op en het vooruitzicht naar een echte frisse start van een jonge theatermaker.
Domenico Mertens
'Mijn Kippenhersentjes' wordt nog gespeeld tot zaterdag 23 juni 2001 in het Rozentheater te Amsterdam. Op 21, 22 en 23 juni kan men nadien om 22 uur van dezelfde regisseur de voorstelling 'Vrolijkstraat 26h' bezoeken.