Zo’n beetje alle levensproblemen die je zo rond je veertigste kunt tegenkomen, passeren de revue. In herkenbare situaties. Met realistische dialogen. In die typische toneelsetting van een avond met veel drank en (ongewenste) bezoekers waardoor persoonlijke problemen op scherp worden gezet.
Je zou natuurlijk kunnen zeggen dat het allemaal heel goed is getroffen: geforceerd positieve vrouw tegenover haar cynische man, de wens om in de stad te wonen versus de behoefte aan rust op platteland, de latente angst voor het andere (de kampers die wat verderop wonen), romantisering van een vroegere vriendschap (van de vrouw met een bezoekster) en van een vroegere liefde (van de man met dezelfde bezoekster), enzovoorts, enzovoorts. Twee uur lang.
Maar met evenveel recht kun je zeggen dat dit stuk (tekst en regie Kees Roorda) van cliché naar cliché hobbelt en dat het allemaal heel voorspelbaar is. En dan is twee uur erg lang.
Wat ik mis is een of andere vorm van commentaar, van iets wat al die herkenbare situaties en zinnetjes naar een ander niveau tilt. Voor mijn part ironie. Als het maar iets is. In de dialogen zit nauwelijks metacommunicatie. Maar ook in de enscenering en in het spel wordt het directe niveau van het vertellen niet overstegen. Inhoudelijk is de tekst af en wel boeiend, maar nou niet echt van een heel hoog literair gehalte. Zou dat wel het geval zijn, dan zou het ontbreken van een of andere vorm van commentaar mogelijk wat minder zwaar wegen.
Of ligt het aan mij? Want bijna iedereen in het uitverkochte Kruithuis heeft er een staande ovatie voor over.